vrijdag 9 september 1949
De Nederlandse Opera speelde Mozart's "Ontvoering"

Mozart's overmoedig-jeugdige zangspel "De ontvoering uit het Serail" heeft de Nederlandse Opera weer op het repertoire geplaatst. Reeds twee jaren geleden voerde men het werk uit, maar ditmaal heeft men met een geheel nieuwe bezetting kunnen kennismaken. Dat gebeurde gisteravond in de Amsterdamse Stadsschouwburg en weer is men onder de indruk gekomen van het ongehoord geniale dramatische talent dat Mozart was.

Dat is de niet geringe verdienste van deze in vele opzichten verrassende voorstelling. Naar mijn smaak dient Marjo Ingen Soet voorop te worden genoemd: haar Blondje was zowel vocaal als dramatisch alleszins aanvaardbaar. In Jan Voogt vond zij een vrolijke Pedrillo als partner en Gerard Groot maakte van de Osmin een geloofwaardige figuur. Chris Scheffer als Belmonte zong zijn partij lang niet kwaad, maar bleef als acteur toch onder de maat.

En de Constantia? Wel, wat Louise de Vries van die rol maakte, verdient grote bewondering: knap van actie, zelfs in de enkele hachelijke passages, die juist deze figuur worden toegemeten. Maar vocaal viel zij tegen; het lijkt mij ook, dat deze ontzaglijk moeilijke coloratuurpartij haar eigenlijk niet ligt. De spreekrol van Bassa Selim was bij Jan Duiveman in goede handen.

Eén ding ontbrak aan deze opvoering: lichtheid. Het bleef alles wel erg log en Hollands en dat kan juist dit zangspel van de jeugd zo slecht verdragen. Ik geloof dat dirigent Paul Pella zelf dat bezwaar onderkende. Hij immers trachtte de tempi vaak te versnellen en daardoor moesten wel schommelingen ontstaan tussen toneel en orkestbak, schommelingen en onnauwkeurigheden, die na enkele voorstellingen wel zullen verdwijnen.

Abraham van der Vies zou in zijn regie ook meer vaart kunnen brengen. De Nederlandse bewerking van Jan Engelman voldeed in het algemeen bijzonder goed.

LEX VAN DELDEN


maandag 12 september 1949
Arnold Schönberg wordt 75 jaar

(Van onze muziekredacteur)
Arnold Schönberg wordt Dinsdag, 13 September, 75 jaar. Schönberg, de componist, maar vooral de theoreticus, zal die dag door velen worden gehuldigd, men zal zijn werk uitvoeren, herdenkingsredes uitspreken, kortom, Schönberg is wat men pleegt te noemen: een bekend man geworden. Voor het zover was, heeft hij heel wat moeten trotseren, onbegrip, verguizing, en zelfs is zijn kunst na 1933 in Duitsland, waar hij zovele jaren had gewerkt, "ontaard" geworden.

In 1874 in Wenen geboren, kreeg hij al vroeg een muziekopleiding: viool en cello waren zijn instrumenten en weldra begon hij te componeren. Lange tijd kon hij zich slechts in leven houden door duizenden pagina's te orkestreren van theatermuziek van anderen. Het gerucht gaat zelfs, dat een aanzienlijk deel van Franz Lehár's operette's door Schönberg is geďnstrumenteerd.

Zijn eerste grote werken, "Verklärte Nacht" (1899) en de gigantische "Gurre-Lieder" (1900-1911), die duidelijk de invloed van Wagner verraden, bezorgden hem bekendheid en het waren toen vooral Richard Strauss en Mahler, die hem steunden.

In de jaren vóór de eerste wereldoorlog begon hij zijn revolutionnaire theorieën te ontwikkelen, die tot het twaalftoons-systeem leidden. De "atonaliteit" ontstond. Zijn meesterwerk, in deze techniek geschreven, is nog steeds "Pierrot Lunaire" voor spreekstem met enkele instrumenten.

De stijl van zijn werken is expressionistisch: krampachtige gevoelsontladingen zijn schering en inslag, angststemmingen, sombere huiveringwekkende momenten overheersen. In de laatste jaren, tijdens zijn verblijf in Amerika, waarheen hij in 1933 uitweek, is zijn werk "menselijker" geworden, maar zijn theorieën heeft hij nimmer verloochend. Schönberg is ook in dit opzicht een persoonlijkheid van grote allure gebleven: nooit heeft hij ook maar één stap achteruit gezet op de eenmaal door hem ingeslagen weg.

Zijn bekendste leerlingen waren Anton Webern en Alban Berg en vooral in de laatste tijd, in de jaren na 1945, heeft zijn systeem vele navolgers gevonden in Frankrijk en Duitsland.

Ondanks het geniale van zijn vindingen heeft toch zijn oeuvre weinig weerklank gevonden bij het grote publiek. Daarvoor is deze compositietechniek te weinig spontaan, te star. De voorstanders van de twaalftoonstechniek verdedigen het systeem door er op te wijzen, dat, ondanks die abstracte techniek, bij een groot musicus toch een diepe muzikale expressie mogelijk is. Wat inderdaad bij uitzondering is voorgekomen! Men denke slechts aan Alban Berg's Vioolconcert.

Als componist, als theoreticus kent men Schönberg; maar ook op andere gebieden heeft hij zich bewogen. Hij heeft nl. een aantal niet onverdienstelijke schilderijen gemaakt en ook daarin toont hij zich op en top een expressionist, sterk onder invloed van Kandinsky.


woensdag 14 september 1949
Zwitsers koor zong in Concertgebouw

De grote Concertgebouwzaal van Amsterdam bood gisteravond een ongewone aanblik: vóór het orgel was een grijze wand opgesteld met een projectiescherm er boven op en midden in de zaal stond een projectieapparaat. Het Arbeiter-Sänger-Kartell uit Zürich, bestaande uit vijftien koren, voerde als gast van De Stem des Volks onder leiding van Carl Danioth, Tibor Kasics' wereldlijke cantate "Jemand" uit, gecomponeerd naar Frans Masereels houtsneden-cyclus "De lijdensweg van een mens". Die houtsneden werden tijdens de uitvoering geprojecteerd.

Dat was reeds een aanwijzing, dat men met een experimenteel werk te doen had. En dat was het ook wel, want er wordt gebruik in gemaakt van een uitgebreid gemengd koor, spreekkoren, solo-spreekstemmen, een verteller, twee zangsolisten, een kinderkoor en orkest. Dat maakte indruk, zoveel indruk, dat het slotkoor herhaald moest worden en de componist op het podium moest komen danken.

Het is een door het verlangen naar sociale gerechtigheid en vrijheid geďnspireerde muziek, zoals die in de jaren na de eerste wereldoorlog vooral in Duitsland werd geschreven. Expressionistisch is zij in hoofdzaak en men hoort dan ook herhaaldelijk de invloed van Hindemith, Kurt Weill en Hanns Eisler. Maar daarnaast bevat het rhythmisch bijzonder simpele fragmenten van een bijna kinderlijke schoolsheid niet alleen, maar ook al die sentimentele banaliteit, die de smakeloze muziek van het Derde Rijk kenmerkte.

Ik vond het een nauwelijks boeiend geheel, dat dikwijls ronduit vervelend was. Ook een betere uitvoering had het stellig niet kunnen redden.

De koren zongen grof en uitdrukkingsloos, de spreker Hermann Frick galmde vaak met opdringerig overdreven nadruk. Alleen de alt Mabella Ott-Penetto en de bas Otto Couperus voldeden en de beste indruk maakte het VARA-kinderkoor "De Krekels". De Haarlemse Orkest Vereniging verzorgde de instrumentale partij.

Wethouder De Roos woonde het concert bij.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 17 september 1949
A'dams Philh. Orkest speelt bij "Midzomernachtsdroom"

(Van onze muziekredacteur)
Het nieuwe Amsterdams Philharmonisch Orkest gaat in de toekomst, behalve concerteren, ook toneelvoorstellingen van het Amsterdams Toneel Gezelschap begeleiden. Voor het eerst gebeurt dat Maandag a.s. in de Amsterdamse Stadsschouwburg, waar het, onder leiding van Maurice van IJzer, Mendelssohn's muziek zal uitvoeren bij Shakespeare's "Midzomernachtsdroom", dat het A.T.G. onder regie van Van Dalsum ten tonele brengt. Mies Hagens speelt in het vervolg de rol van Puck.


zaterdag 17 september 1949
Charles Bruck gastdirigent bij de Ned. Opera

(Van onze muziekredacteur)
Charles Bruck, die reeds in het Holland Festival enkele voorstellingen van Gluck's "Orfeo" bij de Ned. Opera leidde, zal tot half October als gastdirigent bij het gezelschap optreden. Hij leidt dan opvoeringen van "Manon" (voor het eerst 20 September in A'dams Stadsschouwburg) en "Tosca".

De Ned. Opera heeft opnieuw Beethoven's "Fidelio" in studie genomen en Verdi's "Don Carlos". Beide gaan onder leiding van Paul Pella en onder regie van Abraham van der Vies. Hans van Norden ontwerpt decors en costuums voor "Fidelio".


zaterdag 17 september 1949
Muziek en variété in de bioscoop

Hoe sterk het Amsterdamse publiek naar goede muziek verlangt, heeft men gisteravond in City kunnen ervaren, waar het complete Amsterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Nico van der Linden vóór de hoofdfilm bezit nam van het toneel om er Von Weber's "Oberon"-ouverture en Bizet's "Carmen"-muziek te spelen. Want zelden zal een orkest zoveel uitbundig succes hebben geoogst. Er werd dan muzikaal en geestdriftig gemusiceerd en de daverende ontvangst was alleszins verdiend. Dit ongewone, stellig toe te juichen initiatief zal de rest van de week worden gevolgd door het optreden van de pianist Géza Frid, die eigen composities uitvoert.

L. V. D.


zaterdag 17 september 1949
Nogmaals: uitwisseling in Kunst met kleine k

(Van onze muziekredacteur)
HET feit dat, als reactie op ons artikel over "Uitwisseling in kunst met kleine k", ons enkele brieven van lezers bereikten, bewijst wel, hoezeer deze materie velen ter harte gaat. De briefschrijvers zij hierbij verwezen naar het onderstaande, waar zij - naar wij vertrouwen - een antwoord zullen vinden op door hen gestelde vragen.

Allereerst dan: de opmerking is gemaakt, dat ook Belgische musici, die in Nederland werken, één vrije dag per week moeten nemen. Waarom dan, vraagt men, zou de ondernemer liever met Belgische orkesten werken? Het is een feit, dat eigenaars van etablissementen de mening zijn toegedaan, dat Belgische musici, juist omdat zij in eigen land géén vrije dag kennen, bereidwilliger zouden zijn de ondernemers te steunen bij een eventuele aanvraag voor dispensatie van de vrije dag. Dat is slechts één van de redenen, waarom enkele ondernemers de voorkeur geven aan Belgische orkesten.

Het is ons echter bekend, dat de vakbeweging zich met opvallend succes heeft verzet tegen inwilliging van de dispensatie-aanvragen. Als wij ons niet vergissen, dan zijn er in eerste instantie slechts drie dispensaties verleend. Dat is bijzonder weinig, om niet te zeggen verwaarloosbaar.

Alle briefschrijvers brachten het werken van Roemenen en Hongaren in Nederland ter sprake. Het gaat hier geenszins om tijdelijke contracten van orkesten, die incidenteel optreden. Bijna zonder uitzondering betreft het hier musici, die tal van jaren in ons land zijn gevestigd. Sommigen, van Hongaarse of Roemeense origine, zijn zelfs hier geboren en genoten in ons land hun opleiding.

Cijfers? Er zijn in Nederland in totaal 47 Hongaarse en Roemeense musici; 32 van hen wonen hier vijftien jaar of langer, 16 zijn met Nederlandse vrouwen gehuwd. Slechts drie Hongaarse musici zijn na 1945 in Nederland gekomen; zij hadden de laatste oorlog in Indonesië in Japanse concentratiekampen doorgebracht. Dat men deze mensen de gelegenheid biedt in Nederland te werken, is niet meer dan billijk. Er zijn nog twee Hongaarse musici na 1945 toegelaten, maar die kregen geen werkvergunning als muzikant.

In overleg met de vakorganisatie is voor Hongaarse en Roemeense musici een algemene regeling getroffen, die sinds 1 Mei in werking is. Zij mogen 9 maanden per jaar hier werken, de orkesten moeten uit minstens 5 personen bestaan. Ziedaar enkele van de bepalingen der regeling, die niet van toepassing is op Hongaarse of Roemeense musici, die langer dan 15 jaren in Nederland wonen en bovendien gehuwd zijn met een Nederlandse vrouw.

Deze gang van zaken gelijk te willen stellen met een "overstroming" van ons land door Hongaarse en Roemeense orkesten, lijkt ons, op zijn zachtst uitgedrukt, sterk overdreven. Wél is het juist, dat van een uitwisseling met Hongarije en Roemenië nauwelijks sprake is. Men zal begrijpen, dat onder de thans heersende omstandigheden niet veel Nederlandse musici in deze landen willen optreden. Dat de uitwisseling met andere landen zeer bevredigend voor ons land is, blijft een feit. Uitgezonderd dan met België, dat, zoals reeds eerder opgemerkt, in een voordeliger situatie verkeert dan Nederland.


maandag 19 september 1949
A'dams Phil. Orkest verwekte ovaties

Nimmer nog heb ik een publiek zo ademloos naar muziek horen luisteren en zo uitbundig zien reageren op het gebodene als gisteravond in de Apollohal van Amsterdam, waar het Amsterdams Philharmonisch Orkest voor bijna vierduizend mensen concerteerde. Een dergelijk enthousiasme bewijst onomwonden hoezeer het volk naar muziek snakt en in welk een dringende behoefte dit jonge orkest voorziet.

Het ensemblespel is onder leiding van de alles en allen bezielende Nico van der Linden met sprongen vooruitgegaan, in zulk een mate, dat Beethoven's Eerste Symphonie een verrassend zuivere vertolking kreeg, fris, overmoedig-bruisend, en uitstekend vooral in de houtblazerspartijen. Er blijft natuurlijk nog wel het een en ander te wensen, maar hoe kan het ook anders bij een nog zo nieuw orkest? De groep celli is stellig te zwak, de koperblazers klinken soms te grof en de violen ontwikkelen nog niet een warme strijkersklank.

Maar daartegenover staat een meeslepend élan, dat waarlijk verkwikkend is. Jo Vincent zong een fragment uit Von Weber's "Freischütz" met helderstralende sopraan en haar succes was stormachtig.

Voor een grote verrassing zorgde de 18-jarige violiste Serah van Praag, die zich in Saint-Saëns' "Le Déluge"-voorspel ontpopte als een opmerkelijk begaafd talent met een beheerste techniek en een uitzonderlijke muzikaliteit.

Dat in werken van Rossini en Verdi de zwakke plekken van het orkest duidelijker naar voren traden, zal wel voor een deel aan te weinig repetitietijd zijn toe te schrijven. Maar dat doet niets af aan de totale indruk van dit hartverheffende concert.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 20 september 1949
Oud-leden Concertgebouworkest kregen beloofde pensioenverhoging niet

(Van onze muziekredacteur)
Onlangs behandelde de Amsterdamse gemeenteraad een voordracht van B. en W. tot het verlenen van een extra-subsidie voor het seizoen 1947-'48 aan de N.V. Het Concertgebouw. Over die voordracht zullen wij het hier niet hebben; zij werd goedgekeurd. Maar er kwam een zaak ter sprake, die een merkwaardig licht werpt op de gedragingen van het bestuur der N.V. Het Concertgebouw. En het is deze zaak, die wij u niet willen onthouden.

De oud-orkestleden, aan wie het orkest zoveel te danken heeft, krijgen pensioen uitgekeerd op de voet van de oude, voor-oorlogse salarissen. De orkestleden, die thans of in de toekomst worden gepensionneerd, krijgen een pensioen op basis van de verhoogde, na-oorlogse salarissen. In dergelijke gevallen plegen de pensioenen van eerstgenoemde groep, in verband met de gestegen kosten van levensonderhoud, te worden verhoogd. Dat gebeurt ook bij andere bedrijfsgroepen.

Nu is er in het subsidie voor 1948-'49 in de door het Concertgebouw overgelegde exploitatierekening een bedrag van f 20.500 opgenomen voor de verhoging van deze pensioenen. Maar deze verhoging is nooit uitbetaald. Die 20.500 gulden is voor andere doeleinden gebruikt, met name voor verbouwingen.

En het gevolg is, dat de meeste oud-orkestleden zijn aangewezen op een pensioen van f 100 per maand. Het allerhoogste pensioen bedraagt f 200. Het behoeft o.i. geen betoog, dat deze bedragen in de thans heersende levensomstandigheden aanmerkelijk te laag zijn. Het verlangen naar verhoging van die pensioenen is, op zijn zachtst uitgedrukt, gerechtvaardigd. En wij sluiten ons dan ook aan bij de raadsleden, die het nodig oordelen, dat de gemeente toeziet op welke manier bepaalde posten van de exploitatie-rekening worden besteed. Een bedrag, dat bedoeld is ter verhoging van pensioenen, dient voor dat doel te worden gebruikt en voor geen ander.


donderdag 22 september 1949
Residentie-Operette speelde "Mariandel aus Wien"

Om alle misverstand te voorkomen: de operette "Mariandel aus Wien", waarvan de Residentie Operette gisteravond in de Kleine Komedie te Amsterdam de met de gebruikelijke bloemen opgesmukte premičre gaf, heeft niets te maken met de film "Mariandel". Slechts één ding hebben zij gemeen: het liedje "Mariandel", dat in deze uit allerlei melodieën bijeengelezen operette met handigheid is ingelast.

Men zag in deze bijzonder conventionele en alleronwaarschijnlijkste geschiedenis Friedl Dotza (van de oude Frits Hirsch operette) als gast in de titelrol: zij bleek nog niets van haar charme te hebben verloren, maar het zingen wil zo goed niet meer. Trouwens, dat verschijnsel deed zich ook bij anderen voor. Wouter Canoy, die als acteur wel voldeed, en Bert van Dongen bleven als zanger middelmatig.

Claire Clairy, Rob Milton en Joset Baar, zorgden voor enkele vermakelijke scčnes en Gerard Müller toonde een goed typeur te zijn. De muzikale leiding was bij Herman Woustra in betrouwbare handen en voor de weinig opmerkelijke regie had men Paul Olmühl uit Wenen laten komen, waar hij aan het Raimundtheater is verbonden.

Het bevreemdde mij, dat men van de Duitse taal gebruik maakte (op soms onvoldoende wijze). Want het was juist de Residentie Operette, die bij haar oprichting meedeelde een geheel Nederlandse troep te willen zijn, die op Nederlandse tekst zou zingen.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 24 september 1949
Een avond Beethoven-sonaten door duo De Klijn-Heksch

Ook gisteravond, op het tweede van het drietal concerten, dat het viool-pianoduo Nap de Klijn - Alice Heksch in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam aan de vioolsonaten van Beethoven wijdt, heeft het verrassend grote aantal bezoekers zich uitermate geestdriftig getoond. En terecht: want men heeft in de vier gespeelde sonaten kunnen genieten van een voortreffelijk ensemblespel door twee kunstenaars, die de techniek van hun instrument volkomen de baas zijn.

Bij een dergelijke beheersing van het métier kon men verwachten, dat de uitvoeringen ook muzikaal van hoog niveau zouden zijn. Daarin is men niet teleurgesteld. En dat verheugt des te meer, omdat hier nu eens twee Nederlandse kunstenaars de gelegenheid kregen te bewijzen, dat men - op zijn minst - geenszins voor buitenlanders onderdoet.

Het laatste concert in deze cyclus vindt 30 september plaats.

LEX VAN DELDEN


maandag 26 september 1949
Proefconcert in de Zuiderkerk

Er is - zoals reeds vermeld - een comité gevormd, dat de leegstaande Zuiderkerk in Amsterdam voor concerten e.d. gebruikt zou willen zien. Zondagmiddag is er een proefconcert gegeven, waaraan het gemengd koor "Apollo", het Amsterdams Symphonie Orkest, Dora van Doorn-Lindeman (sopraan), Theo Olof (viool), Frans van de Ven (bas), Paul Huf (voordracht), Herman Nieland, Johan Ligtelijn en Max van Doorn (piano) belangeloos meewerkten.

Zo heeft men de acoustische mogelijkheden van deze ruimte naar vele voorbeelden kunnen beoordelen. Het resultaat? Wel, het staat voor mij vast, dat voor kamermuziek, voor kleine ensembles dus, de kerk niet geschikt is. Nuances vervagen en de wijde ruimte vervlakt het geluid zodanig, dat van finesses nauwelijks iets merkbaar is.

Datzelfde bezwaar geldt ook voor de hoge tonen van een orkest, met name van de hoge blaasinstrumenten. Maar een koor klinkt er zeer goed en door de sonoriteit van de lage basstemmen zelfs geflatteerd. Voor koorconcerten zal men deze kerk dan ook uitstekend kunnen gebruiken. Natuurlijk biedt de ruimte ook mogelijkheden om te repeteren en juist aan repetitielokalen is Amsterdam met zijn vele koren zo arm.

Er bestond enorme belangstelling voor dit concert, dat ook door prinses Wilhelmina en burgemeester d'Ailly werd bijgewoond.

LEX VAN DELDEN


donderdag 29 september 1949
de lopende band

Jaap van Ginneken bewijst in zijn bij Brusse te Rotterdam uitgegeven boek "Toekomstmuziek", dat hij intelligent is en met oorspronkelijkheid over de vernieuwing der muziek heeft gedacht. Want in zijn frisse ideeën schuilen vaak kernachtige en juist-geobserveerde waarheden. Hoe men ook over Van Ginneken's conclusies mag denken, welke bezwaren men ook kan hebben tegen zijn dikwijls niet logisch doordachte redeneringen, tegen zijn wat brutale en jongensachtige wijze van uitdrukken ook, - het boek is het lezen alleszins waard. Het kost f 9.-.

In "Concertgebouworkest in Diamant", door Van Munster's Uitgevers Mij. ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van Nederlands eerste muziekinstelling uitgegeven, heeft G. K. Krop heel wat interessant historisch materiaal verzameld. Meer moet men in deze journalistiek niet zoeken. Menigeen zal het verwonderen, op welk een - zacht uitgedrukt - weinig elegante wijze de auteur het over Willem Mengelberg's zuivering heeft. Prijs f 3.90.

L. V. D.


vrijdag 30 september 1949
Concerten van filmmuziek in Den Haag en Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
Het Haags Symphonie Orkest geeft - aangevuld met leden van het Concertgebouworkest - op 16 October in de Haagse Houtrusthal een concert van muziek uit films; 23 October wordt het programma in het Amsterdamse Concertgebouw herhaald.

Het initiatief tot deze uitvoeringen is van Jac. Moolenijzer, de dirigent van bovengenoemd orkest. Gespeeld worden Walton's muziek bij de films "Hamlet" en "Henry V", die bij "Louisiana Story" van Thompson, Feher's "Rovers Symphonie" en bij "Things to come" en "Men of two worlds" van Arthur Bliss. Ook een Nederlandse filmmuziek wordt uitgevoerd: Max Vredenburg's "Walvis in zicht". Solisten zijn Géza Frid (piano) en Mimi Erb en Chris Reumer (zang). Het koor van de Nederlandse Opera werkt ook mee.


vrijdag 30 september 1949
Drie jonge musici in het Concertgebouw

Goede wijn behoeft geen krans, zegt een spreekwoord, maar de vereniging "Concertgebouwvrienden" meent, dat talenten wel een k(r)ans nodig hebben. En drie jeugdige, veelbelovende musici kregen die dan ook, gisteravond in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw: die kans (om op te treden) čn die krans.

Een vriendelijk initiatief van de Concertgebouwvrienden om eens per jaar jonge talenten de kans te geven zich in het openbaar te laten horen, waarna zij als herinnering aan dat optreden 'n zilveren "Vrienden Kransje" meekrijgen. En deze avond werd daaraan nog een vierkleurenpotlood toegevoegd. Een merkwaardig weinig toepasselijk, maar alleszins bruikbaar geschenk.

Die jonge musici waren deze eerste keer de pianisten Gérard van Blerk en Theo Bruins (al geen onbekenden meer) en de violist Bouw Lemkes. Zij hebben hun kans en krans ruimschoots verdiend, want zij toonden overduidelijk aan, in hoge mate begaafd te zijn. In de toekomst zal men zeker meer van hen horen.

LEX VAN DELDEN