maandag 1 augustus 1949
de lopende band

"EEN gezond muziekleven kan niet bestaan zonder het actieve musiceren van talloze kleiene groepen uit de brede lagen van ons volk, op een wijze, die muzikaal waardevol is." Dat lezen wij in het voorwoord van "Lusthof der Lekenmuziek", het eerste periodiek sinds 200 jaar, dat niet over muziek schrijven laat, maar zelf muziek geeft, instrumentale en vocale, grotendeels uit de tijd vóór Bach.

Men wil met dit voortreffelijke "maandblad" de jeugd vooral tot musiceren brengen, tot het spelen en zingen van eenvoudige stukken van - we noemen slechts enkele namen - Melchior, Franck, Boismortier, Haydn (een alleraardigst menuet!), Monteverdi, Non Papa, voor zangstemmen of blazers, strijkers en gitaristen.

Het zijn uitnemende boekjes geworden, de redactie, bestaande uit dr. Jop Pollman, Piet Tiggers, dra. Marie Veldhuijzen en Dien Kes, stond daar wel borg voor. Uitgeverij De Toorts in Heemstede zorgde voor een fleurige uitvoering, de prijs per nummer is f 1.25, een jaarabonnement kost f 12.-.

"Harmonia" in Hilversum gaf een nieuwe bundel orgelmuziek van "Oude Meesters" uit, die S. Schuitema zeer goed verzorgde. Organisten, die geen pedaal spelen en zij, die een harmonium bezitten, kunnen deze keurige uitgave voor f 3.25 kopen. Zij treffen er stukken in aan van o.a. Sweelinck, Telemann en Pachelbel.

L. V. D.


donderdag 4 augustus 1949
A'dams Philharmonisch Orkest start 4 September

(Van onze muziekredacteur)
Men heeft het al eerder in deze kolommen kunnen lezen: het Amsterdams Philharmonisch Orkest, dat pas korte tijd onder leiding van Nico van der Linden staat, gaat concerten geven in de Apollohal. We zijn eens gaan luisteren op een repetitie en er moet gezegd worden, dat men hard, heel hard werkt. De resultaten? Wel, in die enorme ruimte is het moeilijk de acoustiek te beoordelen, zonder publiek. Daarom is het beter, af te wachten hoe het geheel klinkt als de Apollohal gevuld is met op muziek beluste luisteraars. Vijf duizend kunnen er in.

Het eerste concert wordt 4 September gegeven. Men hoort dan Weber's Ouverture "Oberon", Mozart's "Kleine Nachtmusik" en Ouverture "Ontvoering uit het Serail", Schubert's "Onvoltooide Symphonie" en Mendelssohn's "Vioolconcert" met Theo Olof als solist.

Voor hen, die er meer van willen weten, delen wij het adres van het secretariaat mee: de heer Cheval, Lijnbaansgracht 301, Amsterdam.


zaterdag 20 augustus 1949
Uitwisseling in "kunst met kleine k"

(Van onze muziekredacteur)
U wandelt door Amsterdam. "Kijk", zegt u tot uw vrouw, "daar is een aardig café. Laten we een kopje koffie gaan drinken." En juist wilt u binnengaan, als uw blik wordt getroffen door een foto. "Es even kijken: het is een ensemble van vijf musici. Er onder staat in duidelijke letters: Het Belgische (of Deense of Zweedse, u komt alle nationaliteiten tegen) kwintet.... En dan volgt een fraai klinkende naam. "Natuurlijk weer buitenlanders", zegt u, "laten wij maar doorlopen."

Een dergelijke gang van zaken is schering en inslag. Vrij algemeen is de klacht, dat onze amusementsmarkt wordt overstroomd door buitenlandse musici en artisten. Ook in de kringen der musici zelf meent men dat. De feiten zijn echter lang niet zo verontrustend als het lijkt. De heer Alex Wins, voorzitter van "De Algemene" (voluit: "Algemene Nederlandse Bond van Kunstenaars en van Employé's in de Kunst- en Amusementsbedrijven") heeft ons dat bijzonder duidelijk gemaakt aan de hand van een uitgebreid feitenmateriaal, afkomstig van het Departement van Sociale Zaken.

"Voor de oorlog hebben wij ons altijd hevig verzet tegen het optreden in Nederland van te veel buitenlandse artisten. De gulden was toen zeer begerenswaardig, een harde valuta en veel vreemdelingen werkten loondrukkend, onder de marktprijs dus. Nu staan de zaken echter anders. Ten eerste is de gulden niet meer "hard" en ten tweede werken de buitenlanders niet onder de prijs. Integendeel, zij krijgen vaak hogere gages. Dat brengt de fraaie buitenlandse naam mee, die nog altijd indruk maakt op een deel van het publiek.

Wij maken nu geen bezwaar tegen het optreden van buitenlanders, als er maar een redelijke "export" van Nederlanders tegenover staat. Uitwisseling dus. Die uitwisseling is lang niet onbevredigend voor ons land.

Cijfers wilt u weten? "Wel," zegt de heer Wins, "tussen 1 Januari en 30 April van dit jaar werkten 50 Nederlandse musici in Zwitserland, 24 Zwitsers in Nederland. Wat de variété-artisten betreft is de verhouding ook gunstig voor ons land. Voor Zweden, Denemarken en Noorwegen gelden dergelijke omstandigheden. Franse orkesten worden hier in den regel niet toegelaten, reeds drie keer is een werkvergunning geweigerd. En wat Engeland betreft: er komen inderdaad misschien wat meer Engelse artisten hier dan er Nederlandse naar Engeland gaan. Maar de Engelsen krijgen in den regel contracten voor twee of vier weken, de Nederlanders voor drie of meestal zes maanden. Ook dit is dus gunstig voor ons land.

België de uitzondering

"De enige ongunstige uitwisseling is die met België en dat is voor de meeste Nederlandse musici de steen des aanstoots," zegt de heer Wins. "Volgens schatting werken er in Nederland 60 of 70 Belgische musici, in België slechts 40 of 50 Nederlanders. Bovendien vallen die Nederlandse musici in België weinig op, omdat zij meestal deel uitmaken van een Belgisch ensemble. Er bestaat tussen België en ons land een Vestigings- en Arbeidsverdrag, dat de uitwisseling van alle soorten arbeidskrachten regelt. Op het ogenblik is die uitwisseling voor de Nederlandse musici ongunstig, maar dat wordt voor onze arbeidsmarkt gecompenseerd door tewerkstelling van arbeiders op andere gebieden, zoals de industrie.

Wij zijn bezig op óns gebied het evenwicht te herstellen. Het is niet te ontkennen, dat de directies van enkele Nederlandse établissementen voorkeur hebben voor Belgische orkesten, die plooibaarder zouden zijn. Men kent bijv. in België geen vrije dag voor orkesten, in ons land is men verplicht één vrije dag te geven. Dat maakt het voor de directies aanlokkelijker met Belgen te werken.

Men kan dus zeggen, dat de uitwisseling van musici ten gunste van Nederland gaat. De enige uitzondering is België," aldus vat de heer Wins in enkele woorden samen, wat lijsten vol gegevens treffend illustreren.

Wij kunnen hieraan toevoegen, dat er niet alleen een toenemend internationaal overleg tussen de organisaties van musici bestaat, maar dat er bovendien van regeringswege voorbereidingen worden getroffen een "Adviescommissie voor toelating van kunstenaars in de amusementsbedrijven" in het leven te roepen. Ook de vakbeweging is uitgenodigd daarin zitting te nemen.


woensdag 31 augustus 1949
Nieuw orkest gaat spelen in Apollohal

(Van onze muziekredacteur)
Nico van der Linden, de dirigent van het pas opgerichte "Amsterdams Philharmonisch Orkest", heeft grote plannen. Daarvan vertelde hij Dinsdagmiddag in het Apollopaviljoen het een en ander aan vertegenwoordigers van de pers.

Er zijn vele uitnemende instrumentalisten in Amsterdam èn er is behoefte aan goedkope symphonieconcerten: deze twee factoren vormen de basis voor de plannen van de heer Van der Linden. Reeds vóór de oorlog was hij er mee bezig, maar de Duitse bezetting maakte uitvoering er van onmogelijk. De enorme belangstelling van de zijde van het publiek voor massale volksconcerten, zoals onlangs in het R.A.I. gebouw, heeft nog eens ten overvloede bewezen hoe groot die behoefte aan direct contact met het musiceren wel is.

Wanneer men nu bedenkt, dat van de 6000 plaatsen, die de Apollohal biedt, er reeds na twee dagen de helft was verkocht (méér dus dan de grote Concertgebouwzaal bevat), dan behoeft men reeds niet te twijfelen aan de goede opkomst voor het eerste concert (a.s. Zondag), waarop werken zullen worden gespeeld van Weber, Mozart, Grieg, Schubert, en waar Theo Olof Mendelssohn's vioolconcert zal spelen.

Het ligt in de bedoeling om in de eerste plaats Nederlandse solisten uit te nodigen; reeds hebben kunstenaars als Jo Vincent, Henriëtte Bosmans, Géza Frid, Sam. Brill hun medewerking toegezegd. Maar ook zijn de onderhandelingen met buitenlandse artisten reeds in vergevorderd stadium. Nico van der Linden noemde o.a. Lilly Windsor en het 11-jarige wonderkind Arthur Godfrey uit Amerika.

Bovendien zal het nieuwe orkest uitstekend kunnen dienst doen bij uitvoeringen van oratoria, te meer waar het orkest zich bij dergelijke verbintenissen verplicht zonder verhoging van kosten méér dan één repetitie te houden.

Men wil trachten de toegangsprijs te houden op 65 cent, programma inbegrepen; hierdoor wordt juist die laag van de bevolking bereikt, die niet naar dure concerten kan gaan. Ook wordt gedacht aan concerten overdag, voor arbeiders uit de continubedrijven.

Het podium in de Apollohal is op de helft van de ruimte gebouwd, zodat iedereen goed kan horen èn zien. Aan de acoustiek is alle zorg besteed. Niet alleen op 4 September, maar ook op de 11e en de 18e wil men een concert geven. En indien het verwarmingsprobleem goed kan worden opgelost, hoopt men te kunnen komen tot wekelijks een concert. Ook staan opera-concerten in de plannen, ja, zelfs denkt de directeur van de Apollohal reeds aan operavoorstellingen. Maar dat is nog toekomstmuziek. Alles te samen redenen genoeg om de resultaten met belangstelling af te wachten.