maandag 4 april 1949
Goede koorzang in Concertgebouw
De bond van Amsterdamse Zangverenigingen zet zijn pogingen, de koorzang grondig te zuiveren van wansmaak en verouderd repertoire, met succes voort. Nimmer te voren werd dit zo duidelijk gedemonstreerd als op het derde bondsconcert, Zaterdagavond, in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam. Want ditmaal was men er voor het eerst in geslaagd alle negen deelnemende koren werken te laten zingen, die zonder uitzondering de toets der critiek kunnen doorstaan. Reeds nu, nog in het eerste jaar van haar werkzaamheid, ziet de koorcommissie, die verantwoordelijk is voor de programmakeuze, haar moeite beloond. Daarvoor verdient zij alle lof.
Om u een indruk te geven: er werden koortjes gezongen van o.a. Monteverdi, di Lasso, Roeske, Bruckner, Britten en Schubert. En ook de uitvoeringen er van stemden tot voldoening. Zeker, niet alles klonk even bezield en afgewogen van klankverhouding, maar over het algemeen was er een verblijdende koordiscipline te constateren. En dat is al heel wat.
Ook de keuze van de soliste was ditmaal niet zo traditioneel als gewoonlijk op koorconcerten: de voortreffelijke harpiste Rahel Mengelberg hield met een Impromptu van Fauré het publiek in duidelijke spanning, en het applaus bewees, dat men bijzonder van haar spel had genoten.
LEX VAN DELDEN
donderdag 7 april 1949
Paganini-kwartet gaf prachtig concert
De klankschoonheid van een strijkkwartet is van alle muzikale combinaties misschien wel de allerschoonste. Als dan bovendien nog de vier instrumenten, die een strijkkwartet vormen, alle gebouwd zijn door Stradivarius, dan kan men met stelligheid een rijkdom van klank verwachten, die onovertrefbaar is.
Dat was Woensdagavond het geval in de Amsterdamse Bachzaal, waar het Paganini-kwartet voor de Kunstkring kwartetten speelde van o.a. Beethoven en Ravel. De leden van dit ensemble, alle in het bezit van een ongehoord prachtig Stradivarius-instrument, vormen bovendien een gaaf geheel, dat niet alleen de techniek van het kwartetspel volledig meester is, maar ook muzikaal tot grote hoogte gestegen is.
Resultaat: een avond van waarlijk schitterend musiceren, bezield en boeiend en vooral voortdurend van uitzonderlijke rijkdom aan klank.
Tegelijkertijd gaf in de kleine Concertgebouwzaal Max Orobio de Castro, het eerste van twee recitals, gewijd aan Bach's suites voor cello-solo. Ik hoorde slechts een deel van dit concert, waarin de kundige cellist bewees, dat hij met toewijding en nauwgezetheid zich verdiept had in de vele problemen, aan deze muziek eigen. Het tweede (laatste) concert vindt Maandag 11 april plaats.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 9 april 1949
Jeugd krijgt congres over muziek
(Van onze muziekredacteur)
Op 4, 5 en 6 Juni vindt in Den Haag het vierde congres plaats van de Fédération Internationale des Jeunesses
Musicales, het lichaam, dat het muziekonderwijs op de openbare scholen van België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland
wil verbeteren. Vorig jaar trad ons land tot de Federatie toe en het a.s. congres is dan ook het eerste van dien
aard, dat in Nederland wordt gehouden.
"U weet," zegt de heer Sem Dresden, directeur van de Nederlandse afdeling, die de naam "Jeugd en Muziek" draagt, "u weet, dat onze stichting werkt onder bescherming van de minister van O., K. en W., die het congres in Juni persoonlijk zal installeren. Een bewijs, dat de overheid met belangstelling het werk van "Jeugd en Muziek" gadeslaat."
"Een van onze belangrijkste taken is de jeugd op de scholen zelf tot musiceren te brengen. Het is daarvoor noodzakelijk een geheel nieuw repertoire op te bouwen, dat aan andere eisen zal moeten voldoen dan de bestaande "officiële" muziek. Enkele componisten heb ik reeds om korte stukken gevraagd voor schoolorkest; dat worden eigenlijk regeringsopdrachten. Ze zullen op het a.s. congres voor het eerst worden uitgevoerd door een interscholair orkest uit Den Haag, bij wijze van demonstratie."
De heer Dresden heeft zelf enkele van die stukken gecomponeerd. En verder schreven o.a. Koos van de Griend, François Steenhuis en Jaap Geraedts composities voor dit congres.
Een bijzondere attractie van het congres zal het optreden zijn van een internationaal orkest, samengesteld uit jonge musici uit België, Frankrijk, Engeland en Nederland.
"Zij zullen een week lang in Den Haag repeteren," legt de heer Dresden uit. "Beethoven's Ouverture "Egmont", een pianoconcert van Mozart, met Alexander Uninski als solist en een vioolconcert van Haydn, waarin Arthur Grumiaux de solopartij zal spelen."
"Het is onze bedoeling overal in Nederland interscholaire orkesten op te richten. In Rotterdam bestaat reeds zulk een ensemble, misschien treedt het ook tijdens het a.s. congres op. In Amsterdam is het nog niet zo ver; de daar bestaande schoolorkesten moesten eigenlijk samen tot een orkest kunnen komen van behoorlijk gehalte. En dat is juist de moeilijkheid, want er moet veel worden overwonnen om begrip te vinden voor onze doelstellingen. Slechts in sommige plaatsen is dat gelukt. Een mooi voorbeeld is Roermond, waar thans een afdeling bestaat, die 700 leden telt!"
"Men dient vóór alles in te zien, dat het werk van de Stichting "Jeugd en Muziek" uitermate belangrijk is, en dan moet men zijn lauwheid opzij zetten en met geestdrift en energie initiatieven durven nemen; pas dan zal overal in Nederland een toestand ontstaan, waarbij de jeugd geďnteresseerd is in muziek en opgewekt wordt zčlf te musiceren." De heer Dresden zegt het met nadruk en men voelt met hoeveel liefde hij zich aan zijn taak wijdt.
Het is een niet te miskennen feit, dat een werkelijk boeiend muziekleven in eerste aanleg wordt geboren bij de jeugd van een volk. Is de jeugd, en dus later de grote massa, tot "muziekbegrip" opgevoed, dan zal mogelijkerwijze weer een periode ontstaan, waarin de muziekbeoefening niet meer wordt beschouwd als een privilege van een aantal gesitueerden, die zich die weelde kunnen veroorloven. Dan zal muziekgenieten en musiceren zelfs geen weelde meer zijn, maar een natuurlijke zaak, die heel een volk ter harte gaat. Dan zal ten slotte de wijde kloof tussen concert- en muziekleven overbrugd zijn, het ene zal een logische neerslag zijn van het andere.
zaterdag 9 april 1949
Johan van den Boogert gaf pianorecital
Het recital dat de pianist Johan van den Boogert Vrijdagavond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal gaf, bracht een Nederlandse noviteit. Dat is op zichzelf niet zo heel erg bijzonder. In dit geval echter was het de gebeurtenis van de avond. Want het stuk in kwestie - een suite van E. W. Mulder - ontlokte sommige toehoorders afkeurend gefluit en een enkele zelfs de uitroep: Schande!
Deze reacties zijn alleszins begrijpelijk; want nimmer hoorde ik een compositie met een zo weinig persoonlijke inhoud. De programmatoelichting betoogde, dat verschillende stijlkenmerken van allerlei grootmeesters uit vroeger tijden er in werden belicht. Dit mag nochtans niet als een excuus beschouwd worden voor de ontstellende banaliteit van deze filmmuziekachtige, langdradige en geestloze "cocktail" van plagiaten.
Van den Boogert had moeilijk een slechtere keuze kunnen doen. Jammer, dat hij zijn grote technische capaciteiten en zijn bewogen muzikaliteit niet aan iets beters had besteed. Dat hij in staat is met goede muziek tot prachtige prestaties te komen, bewees hij duidelijk in zijn voortreffelijke vertolkingen van Moessorgski's "Schilderijententoonstelling" en Ravel's "Alborada del Gracioso".
LEX VAN DELDEN
maandag 11 april 1949
Matthäeus Passion van Bach in Amsterdam
Minuut stilte voor mevrouw A. Noordewier-Reddingius
Zaterdag, op de avond van de dag dat het stoffelijk overschot van mevrouw A. Noordewier-Reddingius ten grave is gedragen heeft Amsterdam haar nagedachtenis geëend door in het Concertgebouw een minuut stilte in acht te nemen vóór de uitvoering van Bach's Matthäeus Passion, waaraan zij jarenlang haar medewerking heeft verleend. Het was een eerbiedige hulde, die ogenblikken van stilte, die bij menigeen herinneringen zullen hebben opgeroepen aan een van Nederlands grootste zangeressen.
De uitvoering van Bach's meesterwerk onder leiding van Eduard van Beinum week niet af van die van vorig jaar, die volledig brak met die van Mengelberg. Ik meen dat Van Beinum er in geslaagd is ons te laten kennismaken met de werkelijke waarden van deze passie-muziek, nu niets meer over is van de door romantisering mistekende interpretatie. Eindelijk zijn dan ook in Amsterdam alle coupures en van wanbegrip getuigende dramatische accenten en tempovertragingen voorgoed verdwenen.
Slechts één bezwaar bleef bestaan: dat is de omvang van het koor. En al heb ik de grootste bewondering voor de volmaakte beheersing waarmee "Toonkunst" de moeilijke koorpartijen zong, het feit blijft dat dit massale koor veel te groot is waardoor allerlei details van het orkest worden bedolven en verloren gaan.
Van de solisten maakte vooral Peter Pears als Evangelist diepe indruk. Ook Laurens Bogtman als Christus overtuigde voortdurend, al meen ik dat zijn voordracht soms té vrij was, zó vrij dat het haast onmogelijk werd de instrumentale begeleiding geheel met de zangstem te laten kloppen. Verrassend mooi waren de tenoraria's van Ernst Häfliger. De overige partijen waren bij Jo Vincent, Annie Woud, Willem Ravelli en Leo Rommerts in goede handen. Voor de vele instrumentale solisten, leden van het Concertgebouworkest, alle lof.
LEX VAN DELDEN
woensdag 13 april 1949
Een treurig piano-recital
Als iemand een klein beetje piano kan spelen en hij krijgt er zin in zijn spel in het openbaar te demonstreren, dan kan niemand hem dat verbieden. Onze concertpractijk biedt zo aan iedereen gelegenheid zijn kunsten te tonen. Het gevolg is, dat er recitals kunnen plaatsvinden, die men op z'n zachtst uitgedrukt dilettantisch zou kunnen noemen.
Zo was het Dinsdagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam, waar de pianist Hans Meihuizen kwam bewijzen, dat hij zijn bijzonder beperkte capaciteiten sterk overschat. Want zijn spel was zo onbeholpen en stuntelig, dat het leveren van detail-critiek volmaakt zonder zin is. Wie of wat hem ertoe bewogen heeft een openbaar recital te geven, is mij een raadsel.
Dat ons door impresario's beheerste concertleven dit optreden mogelijk maakte, bewijst slechts, dat zakelijke belangen de artistieke vaak op funeste wijze beďnvloeden. Jammer, dat juist deze avond zovele jeugdige toehoorders aanwezig waren. Zij verdienen iets beters.
LEX VAN DELDEN
donderdag 14 april 1949
Johannes Passie in het Concertgebouw
Van Bach's beide nog bestaande passies: de Johannes- en de Mattheus-Passie, is de laatste het bekendst geworden. Of dit te recht is gebeurd, laat ik in het midden. Begrijpelijk is het stellig. Dat heeft de uitvoering, die de Koninklijke Christelijke Oratorium Vereniging van de Johannes-passie Woensdagavond in de volle grote Concertgebouwzaal van Amsterdam gaf, duidelijk aangetoond.
Want Bach's passie naar het evangelie van Johannes bezit een dramatiek, die aanmerkelijk minder direct aanspreekt dan de Mattheus-Passie. De oorzaak hiervan moet men zoeken in de tekst. Johannes was een visser, Mattheus een tollenaar. Het evangelie van de eerste is daardoor onbehouwener van taal en vorm, boerser dan die van de tweede. De rest van de tekst, die door Brockes is geschreven, is eveneens bepaald onhandiger dan die van de Mattheus-Passie, waarvoor Picander zorgde.
Niettemin: ook de Johannes-Passie is een meesterwerk, misschien zelfs religieuzer, devoter, ingetogener dan de Mattheus-Passie.
André Rieu dirigeerde het geheel beheerst, maar wat vlak. Zo klonk het koor dan ook wat grof en weinig genuanceerd, evenals de instrumentale begeleiding van het Utrechts Stedelijk Orkest. Voortreffelijk, zowel vocaal als dramatisch, was Han le Fčvre als Evangelist. Hem ook de andere tenorpartijen te laten zingen, leek mij onjuist. Hiervoor moet bepaald een tweede tenor worden gebruikt.
Ernst Bjelke als Christus was niet overtuigend. Dat hij consequent door het orgel (Meindert Boekel) werd begeleid, was zeer aannemelijk. De overige solisten, Corrie Bijster, Roos Boelsma, Henk Driessen, voldeden allen.
Slechts het eerste deel heb ik gehoord; na de pauze was ik in de Kleine Zaal, waar de pianiste Delia Calapai een sinfonia introduceerde van de jeugdige Amerikaanse componiste Dika Newlin. Een werk, waaruit talent sprak, dat echter nog ongeordend en oneconomisch wordt gebruikt. De expressionistische stijl er van, zoals die in het Duitsland van na 1900 gemeengoed was, kon mij maar matig bekoren.
De pianiste bleek wel muzikaliteit te bezitten, maar technisch schoot zij in alle opzichten te kort. Haar spel was grof, onbeheerst en onduidelijk door een overmatig pedaalgebruik.
LEX VAN DELDEN
maandag 25 april 1949
Formidabel pianospel van Andor Földes
Van de twee uit Amerika afkomstige pianisten, die ik dit weekend in Amsterdam hoorde, heeft Andor Földes, van geboorte Hongaar, verreweg de sterkste indrukken achtergelaten. In een programma van hedendaagse werken, dat hij Zondagmiddag in het Paviljoen Vondelpark voor de Sectie Holland der I.S.C.M. en de Ned. Ver. Voor Hedendaagse Muziek speelde, bewees hij tot de allerbeste pianisten van deze tijd te behoren.
Een formidabele techniek en een zeldzaam begrip voor de structuur en het wezen van de muziek, die hij uitvoerde, zorgden voor vertolkingen, die het helaas weinig talrijke publiek tot zulk een enthousiasme brachten, dat zelfs twee toegiften moesten volgen. Een opzienbarende prestatie, als men bedenkt, dat het hier uitsluitend moderne muziek betrof: Bartók's meesterlijke, fascinerende sonate voorop, en verder sonates van Copland, Ruyneman, een sonatine van De Menasse, alle werken van opmerkelijke kwaliteit, en tot slot Kodály's bekoorlijke Maroszeker dansen.
Het is onbegrijpelijk, dat een pianist van Földes' kwaliteiten vrijwel onbekend voor Amsterdam is. Iemand, die zo moderne muziek weet te spelen, verdient het met het Concertgebouworkest op te treden.
Het tweede pianorecital, dat ik hoorde, werd Zaterdagavond in de kleine Concertgebouwzaal gegeven door Janet Graham. Een pianiste met een perfecte techniek, zo perfect, dat men geneigd is aan een foutloze machine te denken. Meer heb ik in dit spel niet kunnen ontdekken; bewogenheid of bezieling waren er vreemd aan. Het bleef automatisch, onpersoonlijk en nergens boeide het.
Smakeloos was ook het programma: voor de pauze o.a. een bewerking van een door Bach bewerkt concert van Vivaldi, er na enkele korte stukken, waarbij alweer arrangementen waren, van Prokofiew ditmaal.
LEX VAN DELDEN
donderdag 28 april 1949
"Kunst en Strijd" zong in Concertgebouw
"Das Paradies und die Peri"
Er is ten aanzien van de muziek geen nauwkeuriger graadmeter dan de tijd. Die laat werken met onbetwistbare eeuwigheidswaarde ongemoeid en composities, die een onzer omroepverenigingen tot de categorie "vergeelde partituren" zou rekenen, bedekken de jaren onverbiddelijk met een ondoordringbare laag stof, waarin voortbestaan onmogelijk is. Tot de laatste groep behoort zonder enige twijfel Schumann's wereldlijke oratorium "Das Paradies und die Peri", naar Thomas Moore's epische gedicht Lalla Rookh. De uitvoering van dit werk, Woensdagavond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam door de Arbeiders Zangvereniging "Kunst en Strijd" heeft dit duidelijk bewezen.
De keuze van dit over-romantische oratorium lijkt mij onjuist; want niet alleen vertoont het vele gebreken, maar bovendien heeft het onze generatie zo weinig te zeggen, dat het de koorzangers geen enkele culturele scholing geeft en een publiek niet vermag te boeien. Wat die gebreken betreft: opmerkelijk is het hoeveel fouten er in voorkomen op het gebied van de muzikale declamatie. Voortdurend moeten woorden op de meest onnatuurlijke manier worden gezongen. De partijen van de solisten zijn bovendien niet in een oratoriumstijl geschreven, maar vertonen veeleer eigenschappen van de liedstijl.
Dat dirigent Hans Lichtenstein er niet in kon slagen dit verouderde werk leven in te blazen, is dan ook niet in de eerste plaats zijn schuld. Overigens bleek hij de partituur voortreffelijk te beheersen, maar zijn directietechniek bleef toch gebrekkig. Solisten waren Corrie Bijster, Corry Pereboom (een opmerkelijk goede sopraan), Annie Hermes, Paula Lindberg, Anny van Es, Wiebe Drayer, Reinhardt van Randwijck en Herman Schey. De instrumentale begeleiding werd verzorgd door de Haarlemse Orkest Vereniging.
LEX VAN DELDEN