maandag 1 november 1948
Koor "Paraat"

HET was een verrassend goed programma, dat het socialistisch zangkoor "Paraat" Zaterdagavond in Amsterdams Bachzaal uitvoerde. Vrij van het goedkope sentiment en de technische trucjes, eigen aan de liedertafelstijl, kan het als voorbeeld gelden van programmasamenstelling. Bij de meeste koren in ons land hapert daar nog zeer veel aan; het is een bijzonder verheugend verschijnsel, dat het juist een arbeiderszangvereniging was, die dit voorbeeld gaf.

Dit is voor alles te danken aan een leiding, die verantwoordelijkheidsbesef bezit en tevens smaak en inzicht in de mogelijkheden van de koorzang. Zulk een leider is dirigent Johan F. Keja; dat bewees hij duidelijk door de bezielde wijze, waarop zijn koor, zuiver en met begrip, werken zong van o.a. Sweelinck, Da Vittoria en Arcadelt. En al mocht de klankschoonheid, speciaal wat de tenoren betreft, nog niet volmaakt zijn, het bewijs werd geleverd, dat men op de goede weg is.

Wim Hesterman (fluit), Jacoba Voortman (hobo) en Gery Romviel (piano) speelden sonates van o.a. de Fesch en Loeillet.

LEX VAN DELDEN


donderdag 4 november 1948
Poltronieri-kwartet speelde in de Bachzaal

AL direct bij het begin van het concert, dat het Poltronieri-kwartet gisteravond in Amsterdams Bachzaal voor de Kunstkring "Voor Allen" gaf, werd het duidelijk, dat men hier te doen had met een ensemble dat de techniek van het kwartetspel grondig beheerst: het samenspel is doorgaans correct en men bespeelt zijn instrument zeer goed.

Maar in hetzelfde kwartet, - Van Beethoven's kwartet opus 95, - bleek ook spoedig dat deze vier musici toch lang geen homogeen geheel vormen; met name het spel van de eerste violist verschilt zowel in techniek als in geaardheid zoveel van dat zijner collega's, dat van een werkelijk kwartet nauwelijks sprake was. Bovendien was de klank vaak oververzadigd, en daardoor onduidelijk.

Wat ik echter het meeste miste, was bezieling, begrip voor wat achter de noten leeft. Zodat de avond als geheel weinig boeide. De kennismaking met de knap geschreven "Drie Fuga's" van de in 1882 geboren Italiaan Pick-Mangiagalli was ook al bijzonder teleurstellend: zelden heeft men in een werk van een tijdgenoot een zo weinig hedendaags geluid gehoord.

LEX VAN DELDEN


maandag 8 november 1948
Betty van den Bosch gaf een liederenavond

IN meer dan één opzicht was het recital, dat de sopraan Betty van den Bosch Zaterdagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam gaf, een verrassing. Om te beginnen was er een uitzonderlijk smaakvol samengesteld programma: vijf groepen liederen van Mahler, mevrouw R. Colaço Osorio, Wolf, Fauré en Caplet. Bovendien bezit de zangeres een grote, volumineuze stem, die goed wordt gebruikt, maar zeker niet "mooi" klinkt in de gebruikelijke zin van het woord. Daarvoor is zij vooral in de hoogte te metalig, te scherp ook.

Maar wat vóór alles trof was het zich inleven in de tekst, dat hier voortdurend indruk maakte. Dat gebeurde vaak zo hartstochtelijk, dat men het gevoel had met typische theaterkunst te worden geconfronteerd. Ik meen dan ook, dat Betty van den Bosch' kracht meer op operagebied ligt dan op dat van de liedkunst. Wat niet wegneemt, dat zij vooral in de Franse werken na de pauze door haar bijzondere expressieve voordracht wist te boeien.

In de Coplas van mevrouw Colaço Osorio hoorde men een persoonlijk geluid, maar ook een tekort aan compositorische techniek, die het ongetwijfeld aanwezige talent tot ontplooiing zou kunnen brengen. Felix de Nobel begeleidde en bereikte pas na de pauze het niveau, dat wij van hem gewend zijn.

In de Grote Zaal vierde Henk Berghout zijn 12½-jarig dirigenten-jubileum met een feestconcert, waarbij hij zeven koren dirigeerde in werken van o.a. Bach, Diepenbrock en Pierné.

LEX VAN DELDEN


maandag 15 november 1948
Janine Dacosta soliste op Volksconcert
Raskunstenares

WAS het spel van de jeugdige Franse pianiste Janine Dacosta op haar recital van het vorige seizoen vóór alles verbluffend virtuoos, op het volksconcert - Zondagavond in Amsterdams grote Concertgebouwzaal - bleek zij geestelijk ontzaglijk gegroeid te zijn. Zij speelde de solopartij in Schumann's pianoconcert bijzonder voortvarend en met al de frisse charme van haar jeugd, maar bovendien met de zin voor het poëtische en het verfijnde, die deze romantische muziek nodig heeft.

Korter gezegd: in nauwelijks één jaar heeft Janine Dacosta zich van een groot pianistisch talent ontwikkeld tot een raskunstenares van het eerste plan. Van Beinum verzorgde de orkestpartij geheel in de geest van dit bijzonder doorleefde musiceren. Het concert, dat was geopend met Tsjaikowski's "Romeo en Julia", werd besloten met Prokofjew's Vijfde Symphonie.

Henriëtte Doornbos, die tegelijkertijd in de Kleine Zaal een liederenavond gaf, moet òf niet gedisponeerd zijn geweest, òf in een periode van inzinking verkeren. Want haar zingen, dat vorige jaren zulk een gunstige indruk achterliet, was ditmaal bepaald teleurstellend. De zuiverheid was wel eens zoek, de ademtechniek verre van volmaakt en het geheel boeide nauwelijks. Laten wij hopen, dat zij spoedig het bewijs zal leveren beter te kunnen. Luctor Ponse zorgde voor rijk-geschakeerde begeleidingen.

Het Ned. Vocalisten Ensemble gaf Zondagmiddag in de Bachzaal o.l.v. Max van Doorn de openbare generale repetitie van von Gluck's opera "Alcestis". Op de uitvoering van Dinsdag a.s. komen wij nog nader terug.

LEX VAN DELDEN


woensdag 17 november 1948
Hilda Ohlin zong liederen met acht celli

HET recital, dat de sopraan Hilda Ohlin gisteravond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal gaf, was vóór alles interessant door het feit, dat zij een "Aria en Dans" voor zang en acht celli introduceerde van de in 1887 geboren Braziliaan H. Villa-Lobos; merkwaardig door de bijzondere combinatie, die met name in de Dans tot merkwaardige klankeffecten leidt. Het is een typisch folkloristische muziek, waarvan Zuidamerikaanse rhythmen de basis vormen, aangenaam klinkend, niet overmatig belangrijk, maar toch wel boeiend.

De uitvoering leek mij onvoldoende. Dirk J. Balfoort, die het werk dirigeerde, verwaarloosde daarvoor te zeer de rhythmische bijzonderheden. Hilda Ohlin beschikt over een sympathiek klinkende stem die goed wordt gebruikt, hoewel niet alle registers gelijkelijk zijn ontwikkeld. Haar voordracht bezit helaas te weinig variatie om voortdurend te boeien; of zij nu Schubert of Debussy zingt, het blijft steeds van een zelfde, prettige maar weinig persoonlijke expressie.

Marinus Voorberg begeleidde nogal vlak en fantasieloos.

LEX VAN DELDEN


donderdag 18 november 1948
Magistraal pianospel van Myra Hess

DAME MYRA HESS - de titel Dame kreeg zij wegens haar grote verdiensten voor het Engelse muziekleven tijdens de oorlog - is een meesterlijk pianiste. Dat wisten we en zij, die het nog niet wisten, hebben het gisteravond in de bijna geheel gevulde grote Concertgebouwzaal van Amsterdam kunnen ervaren.

Maar met de benaming "meesterlijk pianiste" is veel te weinig gezegd; want men werd hier, vooral in Bach's Partita in D, waarmee zij haar ontzaglijk zwaar programma opende, geconfronteerd met dat wonder, dat in staat is instrument en uitvoerend kunstenares te doen vergeten en alleen-maar-muziek te laten opbloeien: geen "objectieve" Bach, maar een springlevende, bruisende; en het was alsof we een nieuwe Bach hoorden, één, van wie we slechts in onze gedachten een beeld hadden gevormd.

Na een sonate van Beethoven, Chopin's Fantasie in f en Brahms' Händelvariaties voltrok dat wonder zich nogmaals in de toegiften (Bach en Scarlatti) en we zijn er Myra Hess dankbaar voor.

De negerzangeres Virginia Paris gaf tegelijkertijd, uitstekend begeleid door Jean Antonietti, in de Kleine Zaal een liederenavond. Zij bezit een mooie, warm-getimbreerde altstem, die echter niet voldoende ontwikkeld is; haar zuivere, maar beperkte expressie lijkt het meest geschikt voor het oratorium. Ongetwijfeld talentvol, is zij toch geen kunstenares van formaat; dat bleek ook uit haar nogal smakeloos samengestelde programma.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 20 november 1948
Strauss' "Ariadne auf Naxos" wonderlijk mengsel van opera en kluchtbij de Nederlandse Opera

(Van onze muziekredacteur)
"IN het stuk "Ariadne auf Naxos" is een prinses door haar verloofde in den steek gelaten en haar nieuwe aanbidder komt vooreerst nog niet op... De coulissen zijn rotsen en wij gaan daartussen staan... zodra de gelegenheid zich voordoet, treden wij tevoorschijn en mengen ons in de handeling."

Zerbinetta zingt deze woorden (in het Duits) tot haar vier metgezellen Scaramuccio, Harlekin, Truffaldin en Brighella; Zerbinetta, de schijnbaar levenslustige jonge vrouw uit Richard Strauss' opera "Ariadne auf Naxos", waarvan de Ned. Opera 25 November de première geeft in Amsterdams Stadsschouwburg. En in haar woorden ligt de "frappe" verscholen, die het gegeven van deze opera een zo bijzonder karakter verleent. Zoals uit Zerbinetta's woorden blijkt wordt er een "stuk" opgevoerd, waarin zij zich met enkele vrienden gaat mengen.

Ter verduidelijking de wordingsgegevens van deze opera: Richard Strauss componeerde muziek bij Hugo von Hofmannsthal's bewerking van Molière's "Le Bourgeois Gentilhomme". Aan het slot zou een opera "Ariadne auf Naxos" komen, waarin Strauss zoveel plezier had, dat hij haar drie keer zo lang maakte als was voorgenomen!

De "Burger-edelman", vrezend, dat de opera te ernstig zou worden, laat tegelijkertijd enkele kluchtspelers optreden: een wonderlijke vermenging van opera en klucht, van ernst en luim.

Na de eerste opvoering in 1912 bleek het werk niet bijzonder te voldoen: Strauss werkte het toen geheel om, de opera "Ariadne auf Naxos" werd van Molière's stuk afgezonderd en een zelfstandig geheel, een nieuwe opera was het resultaat. Natuurlijk moest nu worden duidelijk gemaakt, hoe die vermenging van opera en klucht tot stand kwam.

Daartoe schreef Von Hofmannsthal een voorspel, waarin de merkwaardige opera wordt voorbereid.

De inhoud

In het paleis van de parvenu-achtige Burger-edelman treft men voorbereidingen voor een feestelijke vertoning, waarmee men de gasten straks wil vermaken. Een jonge componist, schepper van de weldra op te voeren opera "Ariadne auf Naxos", en zijn muziekleraar krijgen plotseling te horen, dat op de opera nog een vrolijk naspel zal volgen. De mededeling veroorzaakt nogal wat opschudding: de componist, gekrenkt in zijn artistieke eigenwaan, is buiten zich zelf van woede. Maar het wordt nòg erger: de hofmeester deelt mee, dat opera en klucht tegelijkertijd moeten worden opgevoerd. "Zulk een kleine wijziging kunt U, goede vaklieden, toch één-twee-drie aanbrengen. Mijn meester wil nu eenmaal beide stukken, met alles waarvoor hij heeft betaald, tegelijk op het toneel zien."

Een geweldig gekrakeel volgt. De componist is nu ten einde raad, de tenor en de primadonna eisen, dat in hun rollen niet zal worden geschrapt. Maar ten slotte kalmeert de muziekleraar hen. De dansmeester instrueert intussen de kluchtspelers, Zerbinetta en haar vrienden; Zerbinetta begrijpt de zin van de opera niet erg goed, maar vlot doet zij een oplossing aan de hand en zingt de woorden uit de aanhef van dit artikel. Dan begint de opera zèlf: het is het oude verhaal van Ariadne, die - verlaten door Theseus - Bacchus vindt; hun gehele wezen verandert - de kerngedachte van dit typisch laat-romantische, met veel symbolische gedachten doorspekte gegeven.

Op dit aan de Griekse mythologie ontleende, dramatische gebeuren leveren de kluchtspelers voortdurend een ironisch commentaar. Samen met haar vier vrienden voert Zerbinetta o.a. een liefdesspel op om de treurige Ariadne te troosten.

Paul Pella dirigeert het geheel, prof. dr. Lothar Wallerstein tekent voor de regie, de décors en costuums zijn ontworpen door Paul Citroen en Jan Bons. In hoofdrollen ziet men o.a. Gré Brouwenstijn (primadonna en Ariadne), Greet Koeman (componist en Echo), Louise de Vries (Zerbinetta), Jan van Mantgem (tenor en Bacchus), Gerard Holthaus (muziekleraar), Theo Baylé (Harlekin) en Chris Reumer (dansmeester en Brighella).


maandag 22 november 1948
Concertgebouw op Zondag

HET was weer de emotieloze, "objectieve" Bach, die men Zondagmiddag in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam hoorde op de eerste van twee uitvoeringen, gewijd aan Bach's concerten voor 2, 3 en 4 clavecymbels. Lady Susi Jeans, Eduard Müller, Hans Brandts Buys (alle drie clavecymbel), Hubert Barwahser (fluit), Jos de Clerck (viool) en de leden van het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap mogen dan nóg zulk uitstekend verzorgd ensemblespel ten beste geven, maar men verwacht meer dan allen maar zwart-wit-effecten van luide en zachte klanken.

Zo bleef het geheel een bijna mechanische stroom van onbezielde noten. En zou dat nu Bach's bedoeling zijn geweest? Ik waag het dit ten sterkste te betwijfelen.

Het tweede concert in deze serie vindt Dinsdagavond in de Bachzaal.

Brahms' Händelvariaties en Liszt's 6e Rhapsodie, ziedaar enkele nummers van het programma, dat de jonge Franse pianist Jean Stanislas Vigerie 's a-vonds in de Kleine Zaal uitvoerde. Hij bleek, zoals het programma reeds deed vermoeden, een zeer grote, virtuoze techniek te bezitten, die echter niet geheel trefzeker is en bovendien ongelijk ontwikkeld: legato (gebonden spel) scheen bij hem niet te bestaan.

Zijn op uiterlijk effect gerichte spel bleef - afgezien van die techniek - ver onder de maat. Want de onbeheerste manier, waarop Vigerie omsprong met de door de componist voorgeschreven voordrachtstekens, ging alle perken te buiten. Gevolg van zijn jeugd, of werkelijk gemis aan elk muzikaal begrip, - wie zal het zeggen?

Tegelijkertijd gaf het Concertgebouw Orkest in de Grote Zaal weer een "populair concert"; Hubert Barwahser oogstte een welverdiend succes met zijn prachtig spel in Mozart's fluitconcert in D. De rest van het programma was hetzelfde als op het concert van Donderdag j.l.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 23 november 1948
Jánacek's "Feestmis" door "Excelsior"

DE Koninklijke Christelijke Oratoriumvereniging "Excelsior", verdient lof voor het feit, dat zij Jánacek's hier vrijwel nooit uitgevoerde "Feestmis" in studie nam. Gisteravond hoorde de volle grote Concertgebouwzaal van Amsterdam het resultaat. Deze muziek toont de Tsjech Jánacek in al zijn genialiteit, hij doet hier een - misschien niet overal geslaagde - poging extatische gedachten te verbinden met folkloristische melodiek en het klinkende resultaat is vaak overrompelend fris en persoonlijk, voortdurend meeslepend en boeiend.

Het koor heeft een prijzenswaardige prestatie geleverd, er werd doorgaans beschaafd van klank gezongen en opvallen bezield. Bij dergelijke uitvoeringen is men aangewezen op een gehuurd orkest, dat slechts enkele malen kan repeteren. Ditmaal was dat de Haarlemse Orkest Vereniging, die een bijzonder slechte dag had en vrijwel geen enkele passage zuiver speelde.

Theo van der Bijl, uitermate energiek dirigerend, had wel wat meer aandacht kunnen besteden aan de klankverhoudingen. De ondankbare solopartijen waren in vertrouwde handen bij Jo Vincent, Bep Ogterop, Han le Fèvre en Anton Eldering. Aan het orgel zat Meindert Boekel. Na de pauze ging Haydn's "Nelson-mis".

Tegelijkertijd zorgde de temperamentvolle Braziliaanse zangeres en gitariste Olga Coelho in de Kleine Zaal voor een prettige verrassing; haar kunst mag dan eigenlijk thuis horen in het cabaret, het was verfrissend haar een reeks Braziliaanse volksliederen te horen zingen, verfrissend en charmant van voordracht. Zangtechnisch was er nogal wat aan te merken en ook haar gitaarspel is niet groots. Maar het geheel is zo pakkend, dat men zich gewonnen geeft. En zo dacht het publiek er blijkbaar ook over, getuige de toegiften.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 27 november 1948
Opzienbarend pianorecital van Rossana Bottai

HET spel van de jeugdige Italiaanse pianiste Rossana Bottai, die gisteravond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal een recital gaf, een verrassing te noemen, is lang niet voldoende: het was een openbaring! Want dit was veel meer dan een demonstratie van haar ongehoord mooi uitgebalanceerde en virtuoze techniek, hier was een kunstenares van de allereerste orde aan het woord. Het publiek heeft voor zoiets een fijne neus: reeds na de eerste programmahelft moesten twee toegiften volgen (een étude en de écossaises van Chopin) en aan het slot kon Rossana Bottai het podium eerst verlaten na vijf extra's.

Het "eigenlijke" programma vermeldde o.a. Beethoven's vrijwel niet te realiseren sonate opus 111, die zo doorleefd en aanvaardbaar van opvatting werd gespeeld als ik het zelden hoorde. En dat was ook het geval in Chopin, in Debussy's "L'isle joyeuse". Zij weet vooral ieder stuk naar vorm en inhoud op te bouwen, en wat het belangrijkste is: alles wat zij speelt, wordt onder haar handen levende muziek, van een brandende hartstochtelijkheid of een verstilde poëzie.

Moge het niet bij dit opzienbarende debuut blijven; Amsterdam dient haar vaker te horen.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 30 november 1948
"Mozart" gaf feestconcert bij 70-jarig bestaan

"Christian Ferras in Londen door mist opgehouden, Bouw Lemkes vervangt hem". Zo luidde de aankondiging, die het Amsterdamse publiek gisteravond las bij het betreden van de grote Concertgebouwzaal, vóór het concert, dat de Philharmonische Kapel "Mozart" gaf ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan.

En men is geenszins teleurgesteld: want de 24-jarige Amsterdamse violist Bouw Lemkes, die in Juni van dit jaar zijn eindexamen Conservatorium deed en zich nu onder leiding van de heer De Clerck voorbereidt voor het solistenexamen, bleek een bijzonder levendige muzikaliteit te bezitten en een vergevorderde techniek. En al liet zijn concentratie hem tegen het slot van Tsjaikowski's vioolconcert in de steek, als geheel leverde hij een opmerkelijke prestatie.

Het concert was geopend met een ouverture van Mozart en werd besloten met Dvorák's Symphonie "Uit de nieuwe wereld"; Kees Hartvelt dirigeerde wel beheerst, maar zonder de bezielende overgave en het expressieve gebaar, die van al die noten muziek zouden kunnen maken.

LEX VAN DELDEN