dinsdag 8 juni 1948
Een avond met Nederlandse werken op muziekfeest der I.S.C.M.

HET 22ste muziekfeest der International Society for Contemporary Music heeft Nederland een bijzonder gunstige gelegenheid geboden, de vele buitenlandse gasten in kennis te brengen met ons componeren. Maandagavond voerde dan ook het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder de energieke leiding van Eduard Flipse in het Amsterdamse Concertgebouw een vijftal Nederlandse werken uit en ik geloof, dat ik de plank niet ver missla met te beweren, dat van die kans niet op de gunstigste wijze is geprofiteerd.

Daar was om te beginnen het feit, dat Pijper wel is waar was vertegenwoordigd, maar met zijn uit 1928 stammende Symphonische Epigrammen, die hem niet op zijn sterkst tonen. En ook Willem Landré kwam lang niet op zijn voordeligst uit met zijn vlotte, goed klinkende, maar pretentieloze Kleine Suite.

Voeg daar nog bij, dat de jongste generatie in het geheel niet was vertegenwoordigd - de in 1907 geboren Badings, wiens Symphonische Variaties werden gespeeld, was in dit gezelschap nog de jongste - dan komt men tot de conclusie, dat het buitenland een niet geheel juiste indruk heeft gekregen van de stand onzer scheppende toonkunst.

Van Guillaume Landré ging in eerste uitvoering de Sinfonia Sacra, gecomponeerd ter nagedachtenis van zijn op 1 Januari van dit jaar overleden vader Willem Landré, dat indrukwekkend en oorspronkelijk van klank was, bovendien een zeer kernachtige vorm en een boeiende instrumentatie vertoonde, maar vooral door het citeren van passages uit Willem Landré's Requiem in memoriam Uxoris een wat hybridische indruk achterliet.

Het Rotterdamse orkest heeft zich zeer goed van zijn lang niet gemakkelijke taak gekweten en bleek zijn oude peil weer te hebben bereikt.

's Middags heeft een zestigtal buitenlandse en binnenlandse componisten en dirigenten, onder wie Pierre Monteux een bezoek gebracht aan Paleis Soestdijk, waar zij op hartelijke en ongedwongen wijze zijn ontvangen door prinses Juliana en prins Bernhard.

LEX VAN DELDEN


maandag 14 juni 1948
"Wiener Blut" in Carré

EVENALS in de meeste andere operettes is het gegeven van Johann Strauss' bruisende "Wiener Blut" niet bijzonder sterk, maar de muziek, die hier een aanmerkelijk belangrijker plaats inneemt dan gewoonlijk, is van een zo overtuigende vitaliteit en met zulk een meesterschap geschreven, dat de bezoeker van het Amsterdamse Carré, waar de Hoofdstad Operette Zaterdag de eerste van een reeks voorstellingen gaf, voortdurend wordt geboeid.

Het ligt dan ook voor de hand, dat we onze lof in de eerste plaats toezwaaien aan Julius Susan, die het geheel met de levendigheid en opzwepende kracht dirigeerde, die deze opvoering zo aantrekkelijk maakten. Bovendien werden de hoofdrollen even levendig vertolkt door Ruth Rhoden, Tiny Alme, Claire Clairy -charmant van actie, uitstekend in vocaal opzicht - de glanzende tenor Johan v. d. Zalm, de bijzonder komische Fritz Steiner en Paul Harden.

De regie van Otto Aurich getuigde van vindingrijkheid en muntte uit door vaart en smaak. Een bijzondere attractie vormde een zestal danseressen en dansers van het Ballet der Lage Landen, dat enkele dansen ten beste gaf, die ver uitstaken boven het peil van het ballet, dat men gemeenlijk in operettes krijgt voorgezet.

Al met al een waardige voortzetting van de Fritz Hirsch Operette, waarvan deze groep de erfgename is.

LEX VAN DELDEN