maandag 2 december 1946
Twee Harmonieconcerten

Het stafmuziekcorps der Amsterdamsche Politie gaf Zaterdagavond in de Groote Zaal blijk, de als stiefkind behandelde harmoniemuziek goed te beheerschen. In een uitgebreid programma met vaak uitstekende bewerkingen van "klassieken" als Moussorgski en Sibelius hoorde men een aantal goede instrumentalisten die een rijk genuanceerde klankkleur kunnen produceeren.

Helaas lieten de opvattingen van den overigens goed leidenden dirigent Pinkse het muzikale beeld niet altijd ongeschonden.

Daarnaast zong het mannenkoor "Kunst na Arbeid" o.l.v. Willem Wiesenhahn o.a. nummers van Andriessen en Vranken met behoorlijke beheersching en goede voordracht.

Het aanmerkelijk grootere ensemble van de Amsterdamsche Postharmonie, dat negen leden op het altaar der bezetting offerde, toonde vooral bij de houtblazers een goede discipline en een vaak vergevorderde beheersching van het samenspel. Onder de muzikaal verantwoorde leiding van den dirigent Speets lieten deze populaire dilettanten een volle Groote Zaal Zondagavond een licht programma hooren waarvan, naast Suppé en Strauss, vooral een selectie uit Bizet’s "Carmen" een goede uitvoering kreeg.

LEX VAN DELDEN


woensdag 4 december 1946
Jubileumconcert Con Brio

Nog onlangs wees ik op het belang van amateur-orkestspel onder goede leiding. Een aangename verrassing was het deze verlangens reeds nu bevredigd te zien. In de uitverkochte Bachzaal vierde het Symphonie-orkest Con Brio Dinsdagavond zijn 12½ -jarig jubileum. Roelof Krol had kennelijk hard gerepeteerd, zoodat het orkest zeer beheerscht en met goede voordracht werken van Gluck, Haydn en Schubert speelde. Met zooveel élan en voortvarendheid, dat menig beroepsorkest er een voorbeeld aan zou kunnen nemen. Solange Cats was in Beethoven’s Derde Pianoconcert een ietwat schoolsche, doch ruim voldoende soliste.

Burgemeester d’Ailly sprak na afloop vele hartelijke woorden, waarbij zich gaarne aansluit Uw

LEX VAN DELDEN


maandag 9 december 1946
Bij Bach op bezoek

Op het concert, Zaterdagavond ten bate van de stichting 1940-1945 in de volle Bachzaal gegeven, liet de familie Bach ons in de costuums en décors van dien tijd op frissche, eenigszins improvisorische wijze horen en zien, hoe zij Johann Sebastian’s kostelijke Kaffee-Kantate en de tweede Suite moet hebben uitgevoerd. Als leden van het gezin fungeerden Jo Vincent, Herman Schey, Justus Bonn en de instrumentalisten Gusta en Everard van Royen, Chris Braam, Etiennette Correa, Koen van der Molen en Frieda Belinfante.

Na de pauze hoorde het geestdriftige publiek Harry van Oss met volksliederen en Willem Andriessen, die twee Chopins ten gehore bracht.

LEX VAN DELDEN


maandag 9 december 1946
Maria Stroo

Men kan het Maria Stroo als een verdienste aanrekenen, dat zij Zaterdagavond in de Kleine Zaal een programma speelde samengesteld uit korte, niet te moeilijke werken van Chopin en Debussy. Haar technische middelen zijn immers zeer beperkt. Dientengevolge ligt haar kracht kennelijk op het terrein van de teedere, verstilde, intieme poëzie.

Ondanks het feit, dat alles wat schraal en mager aandoet, zoodat door gebrek aan expansie veel aan de verkeerde zijde "van het voetlicht" blijft, ondanks het niet steeds omzeilde gevaar van verveling, dat een programma van grootendeels langzame stukken in zich bergt – waarbij wij de kleurige schittering en brille in Debussy, die het geheel had kunnen opfleuren, noode misten – liet Maria Stroo’s vrouwelijke, doch gezonde muzikaliteit een aangename indruk achter.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 14 december 1946
Studenten musiceeren

Studentenconcerten namen in ons vooroorlogsche muziekleven een zeer bijzondere plaats in. De Amsterdamsche studenten begrepen hun cultureele taak en bezaten den moed een lans te breken voor hedendaagsche componisten, die schromelijk verwaarloosd plachten te worden door de officieele concertinstellingen.

Het is jammer, dat het Amsterdamsch Studenten Muziek Contact heeft gemeend Vrijdagavond in de Groote Zaal werken te moeten uitvoeren van Bach, Mozart en Debussy, die wel wat boven hun macht gingen.

Koor en orkest musiceerden enthousiast en bereikten soms verdienstelijke resultaten. Ook de solisten Nantie Fabius, Mme Ramone, Jan Visser en Thijs v. d. Grinten leverden behoorlijke prestaties en de dirigent Moolenijzer leidde met geestdrift zijn jeugdige musici.

Wij hopen echter, dat, een goede traditie getrouw, de vroeger gestelde taak van répertoire-vernieuwing weer spoedig ter hand zal worden genomen.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 17 december 1946
"De Operettezangers"

Dat Paul Abraham’s wel zeer matige operette "Victoria en haar Huzaar" Zaterdagavond in het volle Carré te Amsterdam een fleurige vertooning kreeg, moet in de eerste plaats worden toegeschreven aan de bezielende leiding van den dirigent Julius Susan, die in zijn orkest een discipline en homogeniteit wist te bewerkstelligen, welke men bij operette-uitvoeringen hier te lande zelden aantreft.

Susan voerde met vaste, uitermate geestdriftige hand de "Operettezangers" langs vele moeilijke klippen. Het resultaat was een alleszins aanvaardbaar geheel, waarbij de smaakvolle regie van Johan Boskamp voor een prettig tooneelbeeld gezorgd had.

Van de vele medewerkenden troffen vooral Truce Speijck, Mary v. d. Berg, Johan Boskamp en Rens van Dorth door het feit, dat zij - behalve zangkwaliteiten - tevens acteurstalent bleken te bezitten.

LEX VAN DELDEN


donderdag 19 december 1946
De Messias van Händel

Onder leiding van haar zeer beheerscht leidenden dirigent Jack Loorij, die den geest van Händel’s werk uitnemend bleek te begrijpen en te kunnen realiseeren leverde de Händelvereeniging Dinsdagavond in de Groote Zaal het overtuigende bewijs, dat zij haar plaats te midden van de Nederlandsche oratoriumvereenigingen ruimschoots verdient. Wat het koor in de "Messias", Händel’s meest religieuze oratorium, liet hooren, doet veel goeds in de toekomst verwachten en wijst mogelijk op een Händeltraditie.

Onder de solisten hoorden wij, behalve Annie Hermes, Jan Schipper en Herman Schey, ditmaal de sopraan Mea Naberman, die met haar stralende stem een zeer gunstigen indruk achterliet en zich op het peil van haar collega’s gemakkelijk handhaafde, welk feit voldoende voor zichzelf spreekt.

Aan het clavecymbel zat Janny van Wering, het orgel werd door Simon C. Jansen bespeeld, terwijl het Utrechtsch Stedelijk Orkest zeer goed op dreef was en vooral in de strijkers vaak een prachtigen klank ontwikkelde.

LEX VAN DELDEN


maandag 23 december 1946
Drie strijkkwartetten

Op het concert van den Amsterdamschen Kunstkring hoorden wij Vrijdagavond in de goedgevulde Kleine Zaal het tweede strijkkwartet van den Hongaarschen componist Kodály, die baanbrekend werk verricht heeft bij het opdiepen en verzamelen van Hongaarsche volksliederen. Het werk draagt dan ook alle kenmerken van dien arbeid en is duidelijk folkloristisch in zijn thematiek. De warme, bijna impressionistische harmonie en bloeiende melodie werden door het enthousiast spelende Hongaarsche strijkkwartet lang niet homogeen en soms vrij grof van klank ten gehoore gebracht.

Evenals in Beethoven’s Kwartet op. 95 werd in Kodály’s werk de homogeniteit vooral ontsierd door de dorre toonvorming van den altist. In het strijkkwartet van César Franck toonde men zich veruit het beste thuis.

Dat de Hongaren dezen avond niet bijzonder goed op dreef waren, schrijven wij toe aan de omstandigheid, dat zij het plotseling verhinderde Sweelinck-kwartet moesten vervangen.

LEX VAN DELDEN


vrijdag 27 december 1946
Twee Kerstconcerten
Concertgebouworkest

Dat men verzuimd heeft aan een cultureel zoo belangrijke instelling als het Concertgebouworkest een goeden tweeden dirigent te verbinden, is een zeer groote fout.

Het orkest, dat toch waarlijk wel bewezen heeft uitstekende resultaten te kunnen bereiken, schijnt als gevolg hiervan thans in een impasse te verkeeren die nog versterkt wordt door het incidenteele optreden van steeds weer nieuwe gastdirigenten.

Zoo kon het gebeuren, dat de Kerstmatinée, welke Donderdagmiddag nu eens door Ignace Neumark in de volle Groote Zaal gedirigeerd werd, orkestspel opleverde, dat, behalve een voorzichtige matheid, vooral grofheid en vele schommelingen vertoonde.

Weber's ouverture "Oberon" leed sterk aan deze euvels en in het vioolconcert van Dworsjak (de spelling komt op rekening van het programmaboekje) mocht men van geluk spreken, dat nóg ernstiger gevolgen uitbleven. De violist Jan Keessen speelde de solopartij met mooien toon, maar zonder de Slavische allure, die het toch al niet bijster sterke werk den noodigen glans moest verleenen.

Na de pauze was Neumark in Tsjaikofsky’s vijfde symphonie kennelijk beter op dreef, zoodat het publiek, dat dit vertrouwde programma gemakkelijk kon verorberen, in een enthousiaste Kerststemming huiswaarts kon keren.

LEX VAN DELDEN