Categorieën
Het Parool

Van Beinum moet rust houden

(Van onze muziekredacteur)
Het volksconcert, waarmee het Concertgebouworkest 15 Juli het Holland Festival in de Amsterdamse Apollohal besluit, zal niet door Eduard van Beinum worden gedirigeerd, maar door Hein Jordans. Dit gebeurt omdat Van Beinum zich zodanig heeft overwerkt dat hij geruime tijd volstrekte rust zal moeten houden. Hierdoor zal hij ook niet de hem aangeboden leiding van de dirigentencursus tijdens de Salzburger Festspiele op zich kunnen nemen.

Het programma van bovengenoemd massa-concert vermeldt werken van Mendelssohn, Strawinski en Tsjaikowski; Jaap en Haakon Stotijn zijn solisten in Voormolen’s concert voor twee hobo’s.

Categorieën
Het Parool

Furtwängler in Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
Met het toestel uit Zürich is gistermiddag de dirigent Wilhelm Furtwängler op Schiphol aangekomen. Des avonds woonde hij de voorstelling van “Petroesjka” door het Monte Carlo Ballet in de Amsterdamse Stadsschouwburg bij en vanmorgen begon hij de repetities met het Concertgebouworkest dat hij Donderdag in Amsterdam en Vrijdag in Scheveningen dirigeert. Beide concerten vinden in het Holland Festival plaats.

Categorieën
Het Parool

Jan Odé in de Kleine Zaal

Met een van elke sleur ontdaan, van veel smaak getuigend programma heeft de pianist Jan Odé vandaag ‘t zevende ochtendconcert in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam tot een bijzondere gebeurtenis gemaakt. Drie stukken van Debussy, twee ten onrechte weinig bekende composities van Albéniz vóór de pauze, er nà Escher’s suite “Arcana Musae Dona” – ziedaar een geheel, dat met recht een plaats in het Holland Festival had gekregen.

Odé, die dit alles met een grote pianistische kunde speelde, oogstte zoveel succes, dat hij tot slot de toccata uit Escher’s suite moest herhalen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Componist Luigi Dallapiccola: “Zangen van de Gevangenschap” waren antwoord op Italiaanse rassenwetten

(Van onze muziekredacteur)
BRUSSEL, 29 Juni. – “De “Canti di Prigionia” (Zangen van de Gevangenschap), die uw publiek op 4 Juli tijdens het Holland Festival in de Amsterdamse Bachzaal door Felix de Nobel’s Kamerkoor zal horen uitvoeren, componeerde ik, ja wanneer? Het idee ontstond op 1 September 1938, toen de rassenwetten in Italië van kracht werden.” Dat vertelt mij de Italiaanse componist Luigi Dallapiccola, die zijn werk op 3 Juli zelf komt inleiden, des morgens in de kleine Concertgebouwzaal. “Toen, in 1938, besloot ik onmiddellijk op mijn manier, met mijn middelen die wetten te gaan bestrijden”. Het resultaat waren de “Canti di Prigionia” en mijn opera “De Gevangene”, die in Mei jl. haar première in Florence beleefde. Die opera is in 1948 voltooid, waaruit blijkt, dat de mentaliteit waarin ik leefde, tien jaren is blijven bestaan.”

“Beide werken,” zegt Dallapiccola, “willen de verschrikking van de onderdrukking en vervolging der laatste jaren uitdrukken, maar in de “Canti” is nog enige hoop op verlossing aanwezig, in de opera niet. Het zijn drie zangen: achtereenvolgens Adagio, Allegro en Adagio, die resp. 10, 5 en 10 minuten duren.

De teksten? Die zijn in het niet-klassieke Latijn uit verschillende tijden. De eerste zang is een gebed van Maria Stuart, dat zij enige tijd voor haar dood in de gevangenis schreef. De tweede is op een tekst van Boëtius, een filosoof uit de 6de eeuw, en de derde is eveneens een in de gevangenis geschreven gebed, de laatste woorden van Savonarola: een gebed dat onvoltooid was, toen hij 23 Mei 1498 werd opgehangen. Die dag wordt elk jaar in Florence herdacht.

De strekking is niet sociaal, maar vóór alles menselijk. Dat kan, ondanks het twaalftoonsysteem, dat ik wel degelijk toepas, hoewel niet consequent. De première vond in 1941 in Rome plaats en daarna is het werk internationaal eigenlijk pas in 1946 ontdekt, toen de I.S.C.M. het op haar festival in Londen deed uitvoeren. De Nobel heeft het in 1948 reeds voor de Nederlandse radio laten zingen én spelen. Vooral dit laatste mag niet worden vergeten, want het instrumentale apparaat is zeer belangrijk. Behalve 2 piano’s en 2 harpen,” zegt Dallapiccola, “gebruik ik xylofoon, vibrafoon, 6 pauken, 10 klokken en 3 gongs.”

Categorieën
Het Parool

Een ochtend Bach in Kleine Zaal

De ochtendconcerten van het Holland Festival beloven een doorslaand succes te worden. Zo was gistermorgen de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam volledig uitverkocht en er moesten zelfs nog stoelen op het podium worden geplaatst.

Terecht bestond er zulk een overweldigende belangstelling, want het Bachprogramma, dat de violist Szymon Goldberg met Janny van Wering (clavecymbel), Piet Nijland (viool) en Johan de Nobel (cello) uitvoerde, was met bijzondere smaak samengesteld: de sonate in E voor viool en clavecimbel, de partita in d voor vioolsolo en de sonate in C voor twee violen, clavecimbel en cello.

Er werd met ongehoorde doorleefdheid gemusiceerd en het verheugendst was wel, dat dit voor alle vertolkers in gelijke mate gold. Al kan men bezwaren hebben tegen een te veel aan nuanceringen, waardoor de opbouw dezer muziek soms te weinig ruggegraat kreeg, toch kwam men voortdurend in de ban van dit zeldzaam persoonlijke en meeslepende spel.

Eerste Volksconcert

Het eerste Volksconcert van het Holland Festival, gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam, was volledig uitverkocht. De volle zaal heeft een onalledaags programma horen uitvoeren door het Residentie-Orkest onder Willem van Otterloo, die het concert opende met Hendrik Andriessen’s in opdracht van de Johan Wagenaarstichting gecomponeerde “Ricercare”: een uitmuntend klinkend stuk met goede verhoudingen, dat door zijn welluidende melodiek duidelijk indruk maakte. De componist had een ovatie in ontvangst te nemen.

Willem Andriessen oogstte veel bijval met zijn doorleefde vertolking van Schumann’s pianoconcert en na de pauze dirigeerde Van Otterloo César Franck’s groots opgezette “Psyché”, waarin de uitstekende zang van het Haagse Toonkunstkoor te bewonderen viel.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Residentie Orkest in Amsterdam

Van Otterloo dirigeerde symphonie van Jurriaan Andriessen

Ovaties voor Goldberg

Met een bijzonder onconventioneel programma heeft Willem van Otterloo en zijn Residentie-Orkest Zaterdagavond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam een schitterende Haagse bijdrage geleverd aan het Holland Festival. Daar was in de eerste plaats de kennismaking met Jurriaan Andriessen’s Berkshire Symphonies, die in Amerika onlangs zoveel opzien baarden, en ook hier een groot succes oogstten. Dat is begrijpelijk, want deze symphonie is doordrenkt met een enorme musiceerdrift, met een overmoedige voortvarendheid welke wel indruk moeten maken.

Voortdurend wordt men overtuigt van het onbetwistbare talent van Andriessen, en al zijn zijn invallen niet altijd oorspronkelijk, men geeft zich toch gewonnen aan de verve en het vakmanschap waarmee hij zijn materie behandelt. De langzame inleiding getuigt overigens wel van persoonlijkheid en het intermezzo, dat de Finale onderbreekt, is bepaald indrukwekkend. Ook de rhythmisch belangwekkende inzet van dat laatste deel verraadt durf en initiatief om eigen wegen te gaan.

Toch kon ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat een strenge zelfcritiek nodig is om Andriessen te brengen tot de prestaties die men van iemand met zoveel talent mag verwachten. Zijn melodiek is bijvoorbeeld vrij zwak en het is niet toevallig, dat het langzame deel “In memoriam Alban Berg”, gebaseerd op een twaalftoonsreeks van deze componist, een sterkere indruk maakt dan de snelle delen, waarin Andriessen zelf voor de thematiek moest zorgen.

Daarvóór had Szymon Goldberg ovaties in ontvangst te nemen voor zijn magistrale spel in Beethoven’s Vioolconcert. Hij voerde het uit in een onbekende versie, die hij uit een oorspronkelijk manuscript samenstelde. Principieel belangrijke veranderingen bracht deze lezing niet, althans niet voor de onbevangen luisteraar, mogelijkerwijze wel voor de musicoloog. Goldberg’s spel was overigens op zichzelf al ruimschoots voldoende om verrast te worden: zo puur van klank, zo meesterlijk van techniek en met zoveel begrip voor het wezen van deze muziek hoort men dit concert slechts zelden. En Van Otterloo’s begeleiding was al even uniek; het werd een volledig samengaan van solist en orkest, zonder weifelingen, zonder onnauwkeurigheden.

Met Mozart’s laatste Salzburger symphonie had Van Otterloo het concert geopend: een wonderlijk rijpe en volmaakte muziek in een al even pure uitvoering, waarmee het Residentie-Orkest bewees tot internationale hoogte te zijn gestegen. Copland’s onbekommerde folkloristische “El Salón México” completeerde het programma en ook hierin kon men het prachtige orkestspel bewonderen van het Haagse ensemble.

Bijzondere vermelding verdient het feit, dat Van Otterloo zowel Mozart als de uitermate gecompliceerde stukken van Andriessen en Copland uit het hoofd dirigeerde: een niet geringe prestatie!

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Amsterdam huldigde Pierre Monteux uitbundig na de “Oberon”

Van officier tot commandeur in orde van Oranje Nassau

Het geestdriftige applaus, dat gisteravond in de volle Amsterdamse Stadsschouwburg opklonk aan het eind van de première door de Nederlandse Opera van Weber’s “Oberon”, groeide tot een niet te stuiten orkaan van wilde toejuichingen, toen Pierre Monteux het toneel betrad. Terecht, want hij was het, die deze feestelijke opvoering in het Holland Festival met zijn grote persoonlijkheid doorstraalde en er de werkelijke ziel van was.

Die stormachtige bijvalsbetuigingen werden nóg nadrukkelijker, toen fleurige lampions boven het toneel naar beneden daalden, waarin een schild was opgehangen met het cijfer 75: de huldiging van Monteux t.g.v. zijn vijfenzeventigste verjaardag nam een aanvang. De Franse, Nederlandse en Amerikaanse vlaggen, aangebracht boven dat getal 75, waren een duidelijk symbool voor wie de levensgeschiedenis van deze dirigent ook maar enigermate kennen. En wie kent die niet?

In deze toepasselijke entourage sprak mr. H. J. Reinink Monteux toe en toen hij hem meedeelde, dat de Koningin hem benoemde tot Commandeur in de orde van Oranje-Nassau (waarin hij reeds officier was), begonnen de toejuichingen met hernieuwde onstuimigheid. Monteux gewaagde – zichtbaar ontroerd – van zijn liefde voor Nederland en daarmee was een eind gekomen aan deze uitbundige avond.

En de voorstelling zelf? Wel, de geschiedenis heeft tot nu toe bewezen, dat de “Oberon” “het niet doet”, zoals dat heet. Ik kan dat alleszins begrijpen, maar na het succes, dat het werk gisteren bij het publiek oogstte, voel ik toch enige twijfel opkomen. De toekomst zal leren of het in Nederland wél repertoire kan houden.

De inhoud te vertellen, is een even omvangrijke als nutteloze bezigheid. Want heel dit onwaarschijnlijke verhaal van ridderlijke liefde, sprookjesachtige wonderen en namaak-onweer is niet veel meer dan een weinig samenhangende aaneenschakeling van vaak muzikaal geslaagde en even vaak dramatische, ridicuul-onhandige taferelen. Het theater-element is er bepaald zwak in vertegenwoordigd, maar de schaarse scènes, die indruk maken, zijn dan ook van een zeer bijzondere muzikale overtuigingskracht.

Het slot van de eerste akte is bijvoorbeeld grandioos en het koor aan het eind van de tweede staat stellig op gelijke hoogte.

Van de solisten waren het vooral Gré Brouwenstijn en Frans Vroons, die prachtige prestaties leverden, ondanks het feit dat hun partijen eerder instrumentaal dan vocaal zijn geschreven. Direct hierna noem ik Anna Pollak (van Sadler’s Wells uit Londen) en Jos Burcksen: zij acteerden uitmuntend en hun zangcapacitetien bleken niet gering. Gré Landzaat was – hoe ongeschoold haar stem ook moge zijn – een alleraardigste Puck en slechts Jan van Mantgem als Oberon leek mij niet tegen zijn taak opgewassen.

De choreografie van Janine Charrat muntte uit door fantasie en levendigheid, al dient te worden opgemerkt, dat het ballet haar ideeën nog weinig nauwkeurig realiseerde. Miep Vleugels danste haar soli uiterst beheerst. Van der Vies had de ondankbare taak uit de zwakke dramatiek een aanvaardbaar geheel te ontwerpen. Hij kon bij voorbaat slechts in enkele scènes slagen, maar die waren dan ook vol kostelijke vondsten. Hordijk heeft met zijn décors een toneelbeeld geschapen, dat weinig ruimte bood voor overzichtelijke groepsopstellingen. Over de picturale kwaliteiten er van schrijft onze redacteur beeldende kunsten.

Het orkest klonk onder Monteux’ dwingende persoonlijkheid als een verrassend nieuw en homogeen ensemble en enkele kleine onnauwkeurigheden zullen in de toekomst stellig verdwijnen.

Na afloop werd het feest in het American Hotel voortgezet: opnieuw werd Monteux gehuldigd en vele genodigden waren aanwezig toen mr. Reinink de nieuwe commandeur toesprak met een bijzonder geestig speechje. Hij werd daarin gevolgd door burgemaaster d’Ailly, die mevrouw Monteux bloemen aanbood.

Mr. J. W. de Jong Schouwenburg sprak namens het Concertgebouw vriendelijke woorden, de Wagnervereniging liet zich vertegenwoordigen en dr. Paul Cronheim (van de Ned. Opera) was de laatste spreker. Ook wethouder De Roos was aanwezig.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Eerste ochtendconcert

Het eerste ochtendconcert in het Holland Festival, vandaag in de met bloemen versierde kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam, is een groot succes geworden. Het Nederlands Kamerkoor, onder leiding van Felix de Nobel, vond een vrij talrijk publiek, dat met een ongewoon intense aandacht naar een prachtig samengesteld programma heeft geluisterd.

Over de kwaliteiten van het ensemble te schrijven, is welhaast overbodig. Men kent de unieke koorcultuur er van en ook nu heeft men weer kunnen genieten van vaak sublieme zangkunst. Werken van Obrecht, Ockeghem, Brumel en Sweelinck gaven De Nobel’s koorleden alle kansen hun niet geringe vocale capaciteiten te demonstreren en twee uitermate gecompliceerde barokke motetten van Bach vormden de grandioze bekroning van dit geslaagde concert.

George Stam speelde er de orgelpartij in en al was de stemming tussen orgel en koor niet steeds voorbeeldig – het optreden op een ochtend blijft voor een koor altijd een moeilijke zaak – toch maakte het geheel diepe indruk.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Feestelijk concert opende het Holland Festival

Koninklijk paar aanwezig in versierd Amsterdams Concertgebouw

(Van onze muziekredacteur)
Honderden Amsterdammers verdrongen zich gisteravond bij het Concertgebouw om maar een glimpje op te vangen van koningin Juliana en prins Bernhard, die het gala-openingsconcert van het Holland Festival zouden bezoeken. Het gebouw zelf was in volle feesttooi, de rood-wit-blauwe vlaggen wapperden vrolijk en binnen, in de Grote Zaal, vormden oranje, rode, witte en blauwe bloemen de passende versiering van het podium, waarop het Concertgebouworkest plaats zou nemen om de eerste klanken van het Festival de wereld in te zenden.

Om half acht trad dan het koninklijk paar onder de op het balkon geplaatste, rode baldakijn en als één man verrees het publiek om het Wilhelmus te zingen: het plechtige begin van het Holland Festival. Vele hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig, o.a. de ministers Lieftinck, Spitzen, Schokking, In ‘t Veld, Mansholt, Götzen, Rutten en Teulings, staatssecretarissen, commissarissen der Koningin, ambassadeurs, Kamerleden, B. en W. van Amsterdam, van Den Haag en Utrecht.

Met Mendelssohn’s Italiaanse Symphonie opende Van Beinum het concert: een bijzonder opgewekte en voortvarende inzet van een waarlijk feestelijke avond, die een eerste hoogtepunt vond in Myra Hess’ vertolking van Mozart’s pianoconcert in Es, KV 271. Het werd een uitvoering, die gekenmerkt was door een onopgesmukt, doorleefd musiceren, doortrokken van de milde persoonlijkheid der soliste. Van Beinum zorgde met het orkest voor een kamermuziekachtige begeleiding, die geheel paste bij de van elk virtuoos vertoon ontdane opvatting van Myra Hess. Zij oogstte een enorm succes.

Een even uitbundige ovatie viel Pijper’s Derde Symphonie ten deel: zelden heeft men de tragiek van deze muziek sterker ondergaan dan in deze geladen uitvoering. Een subliem gespeelde “Vuurvogel” van Strawinski besloot het concert; de climax vlak voor het einde werd zo gespannen voorbereid dat de laatste klanken wel een opgewonden enthousiasme moesten veroorzaken.

Zo was dan het Holland Festival op een alleszins passende wijze in Amsterdam geopend, en vele genodigden richtten daarna hun schreden naar het Rijksmuseum, waar burgemeester d’Ailly, met enkele wethouders, een bijzonder geanimeerde receptie hield. Ook daar waren koningin en prins aanwezig. Ministers, kunstenaars, gezanten onderhielden zich er in opgewekte gesprekken en onder de talrijke gasten zagen wij ook mr. Mohammed Rum. Velen hebben er in stille bewondering Rembrandt’s “Nachtwacht” aanschouwd bij de zacht deinende muziek van een vriendelijk spelend strijkje en onder het genot…..

(Incompleet…)

Categorieën
Het Parool

Voorverkoop “Holland Festival”

Een nacht in de rij voor feest op 15 juni

(Van onze muziekredacteur)
De openbare voorverkoop voor het Holland Festival is vanmorgen om 9 uur begonnen. Niet dat toen pas het publiek zich voor de kassa’s van de Stadsschouwburg in Amsterdam begon te verdringen. Verre van dat, want gisteravond om 8 uur was er al iemand die de moed opbracht de eerste te zijn van een rij, die om 12 uur tot twintig en om halftwee tot zestig personen was uitgegroeid. De heren Peter Diamand en Henk de By, resp. secretaris en perschef van het Festival, beloonden die moedige pioniers door hun – midden in de nacht – op koffie en sigaretten te tracteren in een klein cafeetje op het Leidseplein. Tot de politie er een eind aan maakte: het was immers na één uur.

Al die mensen en zij die volgden, kregen volgnummers en toen vanmorgen om 9 uur de kassa’s opengingen stond er een enorme rij van honderden belangstellenden. Men nam eerst een proef, waaruit bleek, dat er ongeveer 30 personen per uur konden worden geholpen.

Men had om halfelf al zoveel volgnummers uitgereikt, dat de bureaulisten tot en met Zaterdag volop werk hebben.