Categorieën
Het Parool

Drie eerste-prijswinnaars solisten in Concertgebouw

VAN de drie eerste-prijswinnaars op het muziekcongres te Scheveningen, die gistermiddag als solist optraden in Amsterdams grote Concertgebouwzaal, maakte Michel Schwalbe; met Tsjaikowski’s vioolconcert de sterkste indruk. Als instrumentalist én als kunstenaar. Hij bleek de moeilijke vioolpartij technisch geheel te beheersen en gaf er bovendien een fel-doorleefde vertolking van, die voortdurend van persoonlijkheid getuigde.

En dit laatste kan men niet zeggen van de zangeres Maria de los Angeles Morales. Want al is zij dan in het bezit van een ongewoon heldere en in alle registers werkelijk “klinkende” sopraan, die bijzonder hoge tonen kan produceren, uit haar zingen sprak voortdurend de neiging tot een goedkoop succes, dat op uiterlijk effect gericht scheen. Dat succes behaalde zij; een toegift moest volgen. Haar zangtechniek, op het eerste gehoor verbluffend virtuoos, bleek in feite niet geheel vlekkeloos te zijn; met name in Rosina’s aria uit Rossini’s “Barbier” hoorde men af en toe onzuivere noten.

Germaine Devèze gaf Mozart’s pianoconcert in A (KV 488) een sympathieke, muzikale vertolking. Maar het was geen “Mozart”; haar hele wezen en ook haar techniek, met de wat weke, niet-heldere toonvorming, passen veel beter bij de romantiek, bij de concerten van Chopin, van Schumann.

De zangeres werd uitstekend begeleid door de pianist Anton Dresden (het orkestmateriaal was niet op tijd aangekomen). De rest van het programma, dat was geopend met Cherubini’s ouverture “Anacréon”, werd – soms wat grof – begeleid door het Concertgebouworkest o.l.v. Hein Jordans.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Sem Dresden legt directeurschap van Haags Conservatorium neer

Componist, paedagoog met grote kwaliteiten

(Van onze muziekredacteur)
VOLGEND jaar – dus over enkele weken – zal Sem Dresden geen directeur meer zijn van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag; op 10 December neemt hij tijdens een receptie in zijn “school” officieel afscheid.

“Het huldigingscomité heeft mij gevraagd te willen poseren voor de beeldhouwster mej. Gra Rueb”, zegt de heer Dresden. “Dat heb ik gedaan; de buste, die ze heeft gemaakt, geef ik aan het Conservatorium, waar het beeld dan wel een plaatsje zal krijgen.”

Bekijkt men Dresden’s levensgeschiedenis, dan treft zijn ontzaglijk uitgebreide werkzaamheid op alle gebieden van de toonkunst. 20 April 1881 geboren in Amsterdam, studeerde hij onder Hageman, Roeske, Zweers, Landow en Pfitzner, werd in 1919 leraar in compositie aan het Amsterdams Conservatorium, waarvan hij in 1924 directeur werd, van 1937 af directeur van het Haagse Conservatorium – ziedaar enkele feiten uit zijn levensgeschiedenis. Maar er is meer.

Zo stond hij steeds op de bres – samen met Pijper – voor de nieuwe, de “moderne” muziek; was hij o.a. bestuurslid van de International Society for Contemporary Music, was hij oprichter van de vroeger vermaarde Madrigaal Vereniging, verrichtte hij aan de “Oude Groene” en “De Telegraaf” journalistieke arbeid, schreef hij enkele belangrijke boeken.

In de eerste plaats echter moet men de componist in hem zien, de componist van een omvangrijk en belangrijk oeuvre: veel koorwerken, kamermuziek, orkestwerken.

Nieuwe composities

“Plannen voor nieuwe werken? Ja, genoeg. Een concert voor 2 of 3 blaasinstrumenten met orkest, koorwerken, geestelijke en profane; en verder wil ik de instrumentatie voltooien van mijn in de oorlog gecomponeerde operette “Toto”. De inhoud er van?

“Toto” is de naam van een hondje: het werk is n.l. geschreven naar aanleiding van de op Duits bevel uitgevoerde hondeninlevering, maar staat op een algemener plan. De ambtenarij wordt er tegenover de persoonlijke inzichten van de mens gesteld. Ik schreef ook de tekst.

“Verdere toekomstplannen? Mijn paedagogische werk blijft voor een deel doorgaan. Zoals u weet, ben ik directeur van de Stichting “Jeugd en Muziek”, die onder bescherming staat van de minister van O., K. en W.; reeds in vele plaatsen zijn onderafdelingen gevormd. Daar, waar nog geen jeugdconcerten zijn, zorgt de Stichting, dat die er komen. En in de steden, waar men reeds jeugdconcerten had, wordt de muzikale ontwikkeling ter hand genomen in overleg met de op dit terrein werkzame, reeds bestaande organisaties. Zo gaat de Stichting aan componisten opdrachten geven tot het schrijven van “schoolmuziek”. We willen op die manier een geheel nieuw repertoire vormen, dat door de jeugd kan worden gespeeld.”

In Juni 1949 vindt in Nederland voor het eerst een congres plaats van de Fédération Internationale des Jeunesses Musicales – het vierde congres! – ons land is pas vorig jaar toegetreden. De andere leden: België, Frankrijk en Luxemburg. Het a.s. congres zal onder voorzitterschap staan van de heer Dresden. En wie zou daarvoor meer in aanmerking komen dan hij?

Nog in ettelijke andere commissies heeft hij zitting; ingewijden weten, dat men altijd een beroep kon en kan doen op deze bijzonder begaafde “man, die als jongen van 17, 18 jaar elke avond Spinoza las” en “steeds hard heeft gewerkt”, zoals hij het zelf uitdrukt. Maar wat men nog niet weet: naar alle waarschijnlijkheid gaat Dresden zich ook weer aan journalistiek werk wijden. En dat zal voor hen, die zich zijn door een uitzonderlijke eruditie gekenmerkte artikelen herinneren, een verheugende mededeling zijn.

Sem Dresden neemt afscheid. Wij persoonlijk zeggen hem hierbij dank voor alles wat hij in de achter ons liggende jaren voor ons land heeft gedaan als muziekpaedagoog. En wij spreken de hoop uit, dat hij als scheppend kunstenaar de muziekliteratuur mag verrijken met nog ettelijke werken. Werk van dit formaat, van zulk uitzonderlijk hoog niveau is schaars, ons muziekleven heeft het nodig……

Categorieën
Het Parool

Britten heeft volop nieuwe plannen

(Van onze muziekredacteur)
“PLANNEN voor twee nieuwe opera’s heb ik en met het componeren van een “Lentesymphonie” ben ik bijna klaar”, zegt Benjamin Britten, de nog jeugdige, maar niettemin al beroemde Engelse componist, die dezer dagen in Amsterdam is aangekomen ter voorbereiding van de uitvoeringen van zijn “St.-Nicolaas Cantate”, waarvan hij Maandag de Rotterdamse en Donderdag de Amsterdamse première leidt.

“En het werk, dat u voor het Concertgebouworkest en het Toonkunstkoor schrijft?” vragen wij.

“Dat moet die “Lentesymphonie” zijn. Maar niet voor het Concertgebouworkest componeer ik die; neen, dat gebeurt in opdracht van Koessewitski voor zijn Boston Symphonie Orkest. De wereldpremière gaat dan ook onder zijn leiding in Boston, voorjaar 1949. Het Concertgebouworkest voert haar inderdaad tijdens het Holland Festival uit, maar dat is dus nà de première.

Wat die twee nieuwe opera’s betreft: ik heb het plan een opera te componeren, waarvoor de Engelse schrijver E. M. Forster het libretto schrijft. Het wordt een zeemansverhaal, dat ongeveer 150 jaar geleden speelt. Het tweede werk wordt een kinderopera, waarin een schoorsteenveger de hoofdfiguur is. Zes kinderen en vier volwassenen doen er in mee; het instrumentale ensemble bestaat uit strijkkwartet en piano”.

Première van “Het Hooglied” uitgesteldPremière van “Het Hooglied” uitgesteld

De Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen” deelt mede, dat de voor 9 December aangekondigde première van “Het Hooglied” door Bertus van Lier moet worden uitgesteld, aangezien de voorbereidingen meer tijd vorderen dan waarin was voorzien. Het ligt in de bedoeling deze compositie nog dit seizoen op een binnenkort te publiceren datum met dezelfde solisten tot uitvoering te brengen.

Wèl wordt die datum de St.-Nicolaas Cantate” van Benjamin Britten gegeven, zoals aangekondigd door koor en orkest van de Rotterdamse Volks Universiteit met Peter Pears als solist en onder leiding van de componist en waarschijnlijk enkele Bach-cantates.

Categorieën
Het Parool

Dilettantenkoorzang in ons land behoeft dringend sanering

Lofwaardige poging tot verbetering van peil

ER zijn in ons land talrijke dilettantenkoorverenigingen; duizenden zangers en zangeressen zijn lid van koren, en het ligt voor de hand daaruit te concluderen, dat de Nederlandse koorzang een bloeiperiode doormaakt.

Niets is minder waar. Want als men de cijfers van nu met die van vroeger vergelijkt dan blijkt, dat de ledentallen der onderscheidene verenigingen sterk zijn terug gelopen, en wat nog méér treft – de gemiddelde leeftijd der zangers is vrij hoog. Jonge mensen tonen weinig belangstelling voor de koorzang, speciaal voor de mannenkoorzang.

Vóór alles dient aandacht te worden besteed aan het repertoire; want dat is het, dat tenslotte de waarde en het peil van de koorzang bepaalt. En kort gezegd: het artistieke niveau van de gangbare werken is in het algemeen bedroevend. Een groot deel van de dirigenten, niet ter zake kundig en weinig op de hoogte met muzikale aangelegenheden, staart zich blind op de handig geschreven, maar stijlloze werken van componisten als Olman, Hamel en Bonset, waaraan een oudere generatie haar hart heeft verpand. Dit repertoire, verouderd als het is, heeft nauwelijks enige aantrekkelijkheid voor jonge mensen, die men met goede volksliedbewerkingen misschien voor de koorzang zou kunnen winnen.

Funest is ook het alle redelijkheid tartende puntenstelsel, dat in elk concourswezen in zwang is: elk koor, dat meer dan 300 punten behaalt, krijgt een eerste prijs. Zo kon het gebeuren dat op een concours, waaraan 38 koren deelnamen, 27 met een eerste prijs naar huis gingen! Dat ontneemt het concours elke stimulerende waarde.

Als deze omstandigheden niet worden verbeterd, dan zal het met onze koorzang spoedig gedaan zijn. In België bijv. is dat al bijna zo: een stad als Antwerpen bezit nog slechts twee mannenkoren……

Men zal bovendien grondig moeten breken met de gewoonte zakelijke belangen te laten meespreken. In bovengenoemd concours werden – om een voorbeeld te noemen – 13 verplichte koorwerken uitgevoerd van één componist, die…… jurylid was. Lijkt dat niet veel op een voordelig zaakje? En het ergste: van de 100 op dit concours uitgevoerde werken waren er 8 van enige waarde!

Nóg een sprekend voorbeeld: het maandblad “Koor en Kunstleven”, uitgegeven door Harmonia-Uitgave te Hilversum, organiseert in Januari 1949 een koorwedstrijd. Dezelfde uitgeverij gaf enkele bundels volksliederen uit onder redactie van de heer G. van Ravenzwaay, waaronder een aantal volslagen waardeloze. Eén ervan is Jan Koetsier’s bewerking van “‘k Heb mijn wagen volgeladen”, dat geen rekening houdt met zangtechnische mogelijkheden, van een bijzonder ongelukkige tekstbehandeling is en geschreven in de smaakbedervende stijl van de banale galopjes van een jaar of zestig, zeventig geleden. Dit werkje is als verplichte compositie gekozen voor het a.s. concours. Vele zangers krijgen weer iets te zingen dat beneden de maat is. Dat betekent dus: een uiterst ongunstige invloed.

Een van de gevolgen was, dat het Zaandamse Mannenkoor o.l.v. Kees Kef zich terugtrok op grond van artistieke bezwaren.

Poging tot verbetering

De Amsterdamse Bond van Zangverenigingen, het lichaam dat aan de aangesloten koren de gemeentelijke subsidies toewijst (adviseurs Fred. J. Roeske en Piet Tiggers) gaat nu een poging ondernemen om de koorzang op hoger peil te brengen. Er is een muziekcommissie benoemd, bestaande uit Kees Kef, Jac. Kort en Joep Schreurs. Per jaar worden drie concerten georganiseerd, waarvan 12 December het eerste plaats vindt in het Amsterdamse Concertgebouw. Het is geen wedstrijd, maar louter en alleen een gelegenheid die het mogelijk maakt de koorzang onder de loupe te nemen.

Alle aangesloten koren konden een aantal vrije werken inzenden waaruit de muziekcommissie er twee voor elk koor koos. Hierbij is vooral gelet op de artistieke kwaliteit. Gekozen zijn werken van o.a. Palestrina, Purcell, Willem Landré, Diepenbrock, Dresden en Zweers. Een keuze, die niet wordt bepaald door high-brow overwegingen, het gaat hier slechts om goede muziek uit alle tijdperken.

Een van de drie leden der muziekcommissie schrijft na het concert een critisch verslag in het Zangersblad, het orgaan van de Bond; de dirigenten krijgen een gedetailleerd rapport. Bovendien gaat men een nieuwe bibliotheek vormen. De aangesloten koren krijgen gratis werken uit de bibliotheek in bruikleen.

Men mag niet te snel resultaten verwachten; dit vereist jarenlange arbeid en compromisloos doorzettingsvermogen. Maar de poging is alleszins lofwaardig en als zodanig verdient zij aandacht en aanmoediging.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Alma Musica” speelde voor de Kunstkring

IN “Alma Musica” bezit Nederland toch wel een zeer bijzonder kamermuziekgezelschap. Dat bleek gisteravond overduidelijk op het concert dat dit ensemble, pas uit Parijs teruggekeerd, in de stampvolle Bachzaal gaf, voor de Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen”.

Want niet alleen zijn Everard van Royen (fluit), Haakon Stotijn (hobo) , Paul Godwin (viool), Etiennette Alvares Correa (altviool) en Gusta van Royen (clavecymbel) allen uitnemende instrumentalisten, maar bovendien spreekt uit hun voortreffelijk ensemblespel een unieke musiceervreugde en bezieling. En juist daardoor boeit hun optreden van begin tot eind.

Ik hoorde slechts Mozart’s Kwartet in C, K.V. 285b en Joh. Chr. Bach’s Kwintet in D, die de tweede programmahelft vulden.

Tegelijkertijd werd in het Minervapaviljoen muziek van Joodse componisten uitgevoerd op een concert, georganiseerd door de Culturele Commissie der Joodse Gemeente te Amsterdam. Ré Koster (mezzosopraan) zong met een intelligent beeldend vermogen liederen van o.a. Elsa Barraine, Max Vredenburg, Milhaud en Hemai (de laatste vooral bleek een zeer eigen taal te spreken). Herman van Roon begeleidde haar.

Het Rotterdams Philharmonisch Sextet, waarvan de fluitist S. Engelsman en de clarinettist Gijs Karten resp. 12 en 9 jaar verbonden zijn geweest aan het Palestijns Symphonie Orkest, gaven verzorgde uitvoeringen van enkele pretentieloze, prettig klinkende werkjes van o.a. Marc Lavry, Vittorio Rieti en Boskowitsj.

Max Vredenburg deelde in zijn inleiding mede dat binnenkort een genootschap van Vrienden van Joodse muziek zal worden opgericht.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Mozart” gaf feestconcert bij 70-jarig bestaan

“Christian Ferras in Londen door mist opgehouden, Bouw Lemkes vervangt hem”. Zo luidde de aankondiging, die het Amsterdamse publiek gisteravond las bij het betreden van de grote Concertgebouwzaal, vóór het concert, dat de Philharmonische Kapel “Mozart” gaf ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan.

En men is geenszins teleurgesteld: want de 24-jarige Amsterdamse violist Bouw Lemkes, die in Juni van dit jaar zijn eindexamen Conservatorium deed en zich nu onder leiding van de heer De Clerck voorbereidt voor het solistenexamen, bleek een bijzonder levendige muzikaliteit te bezitten en een vergevorderde techniek. En al liet zijn concentratie hem tegen het slot van Tsjaikowski’s vioolconcert in de steek, als geheel leverde hij een opmerkelijke prestatie.

Het concert was geopend met een ouverture van Mozart en werd besloten met Dvorák’s Symphonie “Uit de nieuwe wereld”; Kees Hartvelt dirigeerde wel beheerst, maar zonder de bezielende overgave en het expressieve gebaar, die van al die noten muziek zouden kunnen maken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Opzienbarend pianorecital van Rossana Bottai

HET spel van de jeugdige Italiaanse pianiste Rossana Bottai, die gisteravond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal een recital gaf, een verrassing te noemen, is lang niet voldoende: het was een openbaring! Want dit was veel meer dan een demonstratie van haar ongehoord mooi uitgebalanceerde en virtuoze techniek, hier was een kunstenares van de allereerste orde aan het woord. Het publiek heeft voor zoiets een fijne neus: reeds na de eerste programmahelft moesten twee toegiften volgen (een étude en de écossaises van Chopin) en aan het slot kon Rossana Bottai het podium eerst verlaten na vijf extra’s.

Het “eigenlijke” programma vermeldde o.a. Beethoven’s vrijwel niet te realiseren sonate opus 111, die zo doorleefd en aanvaardbaar van opvatting werd gespeeld als ik het zelden hoorde. En dat was ook het geval in Chopin, in Debussy’s “L’isle joyeuse”. Zij weet vooral ieder stuk naar vorm en inhoud op te bouwen, en wat het belangrijkste is: alles wat zij speelt, wordt onder haar handen levende muziek, van een brandende hartstochtelijkheid of een verstilde poëzie.

Moge het niet bij dit opzienbarende debuut blijven; Amsterdam dient haar vaker te horen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Jánacek’s “Feestmis” door “Excelsior”

DE Koninklijke Christelijke Oratoriumvereniging “Excelsior”, verdient lof voor het feit, dat zij Jánacek’s hier vrijwel nooit uitgevoerde “Feestmis” in studie nam. Gisteravond hoorde de volle grote Concertgebouwzaal van Amsterdam het resultaat. Deze muziek toont de Tsjech Jánacek in al zijn genialiteit, hij doet hier een – misschien niet overal geslaagde – poging extatische gedachten te verbinden met folkloristische melodiek en het klinkende resultaat is vaak overrompelend fris en persoonlijk, voortdurend meeslepend en boeiend.

Het koor heeft een prijzenswaardige prestatie geleverd, er werd doorgaans beschaafd van klank gezongen en opvallen bezield. Bij dergelijke uitvoeringen is men aangewezen op een gehuurd orkest, dat slechts enkele malen kan repeteren. Ditmaal was dat de Haarlemse Orkest Vereniging, die een bijzonder slechte dag had en vrijwel geen enkele passage zuiver speelde.

Theo van der Bijl, uitermate energiek dirigerend, had wel wat meer aandacht kunnen besteden aan de klankverhoudingen. De ondankbare solopartijen waren in vertrouwde handen bij Jo Vincent, Bep Ogterop, Han le Fèvre en Anton Eldering. Aan het orgel zat Meindert Boekel. Na de pauze ging Haydn’s “Nelson-mis”.

Tegelijkertijd zorgde de temperamentvolle Braziliaanse zangeres en gitariste Olga Coelho in de Kleine Zaal voor een prettige verrassing; haar kunst mag dan eigenlijk thuis horen in het cabaret, het was verfrissend haar een reeks Braziliaanse volksliederen te horen zingen, verfrissend en charmant van voordracht. Zangtechnisch was er nogal wat aan te merken en ook haar gitaarspel is niet groots. Maar het geheel is zo pakkend, dat men zich gewonnen geeft. En zo dacht het publiek er blijkbaar ook over, getuige de toegiften.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Concertgebouw op Zondag

HET was weer de emotieloze, “objectieve” Bach, die men Zondagmiddag in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam hoorde op de eerste van twee uitvoeringen, gewijd aan Bach’s concerten voor 2, 3 en 4 clavecymbels. Lady Susi Jeans, Eduard Müller, Hans Brandts Buys (alle drie clavecymbel), Hubert Barwahser (fluit), Jos de Clerck (viool) en de leden van het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap mogen dan nóg zulk uitstekend verzorgd ensemblespel ten beste geven, maar men verwacht meer dan allen maar zwart-wit-effecten van luide en zachte klanken.

Zo bleef het geheel een bijna mechanische stroom van onbezielde noten. En zou dat nu Bach’s bedoeling zijn geweest? Ik waag het dit ten sterkste te betwijfelen.

Het tweede concert in deze serie vindt Dinsdagavond in de Bachzaal.

Brahms’ Händelvariaties en Liszt’s 6e Rhapsodie, ziedaar enkele nummers van het programma, dat de jonge Franse pianist Jean Stanislas Vigerie ‘s a-vonds in de Kleine Zaal uitvoerde. Hij bleek, zoals het programma reeds deed vermoeden, een zeer grote, virtuoze techniek te bezitten, die echter niet geheel trefzeker is en bovendien ongelijk ontwikkeld: legato (gebonden spel) scheen bij hem niet te bestaan.

Zijn op uiterlijk effect gerichte spel bleef – afgezien van die techniek – ver onder de maat. Want de onbeheerste manier, waarop Vigerie omsprong met de door de componist voorgeschreven voordrachtstekens, ging alle perken te buiten. Gevolg van zijn jeugd, of werkelijk gemis aan elk muzikaal begrip, – wie zal het zeggen?

Tegelijkertijd gaf het Concertgebouw Orkest in de Grote Zaal weer een “populair concert”; Hubert Barwahser oogstte een welverdiend succes met zijn prachtig spel in Mozart’s fluitconcert in D. De rest van het programma was hetzelfde als op het concert van Donderdag j.l.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Strauss’ “Ariadne auf Naxos” wonderlijk mengsel van opera en klucht bij de Nederlandse Opera

(Van onze muziekredacteur)
“IN het stuk “Ariadne auf Naxos” is een prinses door haar verloofde in den steek gelaten en haar nieuwe aanbidder komt vooreerst nog niet op… De coulissen zijn rotsen en wij gaan daartussen staan… zodra de gelegenheid zich voordoet, treden wij tevoorschijn en mengen ons in de handeling.”

Zerbinetta zingt deze woorden (in het Duits) tot haar vier metgezellen Scaramuccio, Harlekin, Truffaldin en Brighella; Zerbinetta, de schijnbaar levenslustige jonge vrouw uit Richard Strauss’ opera “Ariadne auf Naxos”, waarvan de Ned. Opera 25 November de première geeft in Amsterdams Stadsschouwburg. En in haar woorden ligt de “frappe” verscholen, die het gegeven van deze opera een zo bijzonder karakter verleent. Zoals uit Zerbinetta’s woorden blijkt wordt er een “stuk” opgevoerd, waarin zij zich met enkele vrienden gaat mengen.

Ter verduidelijking de wordingsgegevens van deze opera: Richard Strauss componeerde muziek bij Hugo von Hofmannsthal’s bewerking van Molière’s “Le Bourgeois Gentilhomme”. Aan het slot zou een opera “Ariadne auf Naxos” komen, waarin Strauss zoveel plezier had, dat hij haar drie keer zo lang maakte als was voorgenomen!

De “Burger-edelman”, vrezend, dat de opera te ernstig zou worden, laat tegelijkertijd enkele kluchtspelers optreden: een wonderlijke vermenging van opera en klucht, van ernst en luim.

Na de eerste opvoering in 1912 bleek het werk niet bijzonder te voldoen: Strauss werkte het toen geheel om, de opera “Ariadne auf Naxos” werd van Molière’s stuk afgezonderd en een zelfstandig geheel, een nieuwe opera was het resultaat. Natuurlijk moest nu worden duidelijk gemaakt, hoe die vermenging van opera en klucht tot stand kwam.

Daartoe schreef Von Hofmannsthal een voorspel, waarin de merkwaardige opera wordt voorbereid.

De inhoud

In het paleis van de parvenu-achtige Burger-edelman treft men voorbereidingen voor een feestelijke vertoning, waarmee men de gasten straks wil vermaken. Een jonge componist, schepper van de weldra op te voeren opera “Ariadne auf Naxos”, en zijn muziekleraar krijgen plotseling te horen, dat op de opera nog een vrolijk naspel zal volgen. De mededeling veroorzaakt nogal wat opschudding: de componist, gekrenkt in zijn artistieke eigenwaan, is buiten zich zelf van woede. Maar het wordt nòg erger: de hofmeester deelt mee, dat opera en klucht tegelijkertijd moeten worden opgevoerd. “Zulk een kleine wijziging kunt U, goede vaklieden, toch één-twee-drie aanbrengen. Mijn meester wil nu eenmaal beide stukken, met alles waarvoor hij heeft betaald, tegelijk op het toneel zien.”

Een geweldig gekrakeel volgt. De componist is nu ten einde raad, de tenor en de primadonna eisen, dat in hun rollen niet zal worden geschrapt. Maar ten slotte kalmeert de muziekleraar hen. De dansmeester instrueert intussen de kluchtspelers, Zerbinetta en haar vrienden; Zerbinetta begrijpt de zin van de opera niet erg goed, maar vlot doet zij een oplossing aan de hand en zingt de woorden uit de aanhef van dit artikel. Dan begint de opera zèlf: het is het oude verhaal van Ariadne, die – verlaten door Theseus – Bacchus vindt; hun gehele wezen verandert – de kerngedachte van dit typisch laat-romantische, met veel symbolische gedachten doorspekte gegeven.

Op dit aan de Griekse mythologie ontleende, dramatische gebeuren leveren de kluchtspelers voortdurend een ironisch commentaar. Samen met haar vier vrienden voert Zerbinetta o.a. een liefdesspel op om de treurige Ariadne te troosten.

Paul Pella dirigeert het geheel, prof. dr. Lothar Wallerstein tekent voor de regie, de décors en costuums zijn ontworpen door Paul Citroen en Jan Bons. In hoofdrollen ziet men o.a. Gré Brouwenstijn (primadonna en Ariadne), Greet Koeman (componist en Echo), Louise de Vries (Zerbinetta), Jan van Mantgem (tenor en Bacchus), Gerard Holthaus (muziekleraar), Theo Baylé (Harlekin) en Chris Reumer (dansmeester en Brighella).